bruinvis op snijtafel RICHARD WITTE

Doodsoorzaak bruinvissen nader onderzocht

Zoogdiervereniging
28-DEC-2008 - Grootschalig onderzoek moet een antwoord geven op de vraag waarom er zoveel bruinvissen aanspoelen aan de Nederlandse kust.

Bericht uitgegeven door de Zoogdiervereniging VZZ op zondag 28 december 2008

 

Grootschalig onderzoek moet een antwoord geven op de vraag waarom er zoveel bruinvissen aanspoelen aan de Nederlandse kust.

 

In de periode 1970 – 1994 werden per jaar gemiddeld 25 dode bruinvissen op het Nederlandse strand aangetroffen. Vervolgens nam dit aantal toe van 31 in 1995 tot maar liefst 536 in 2006. In 2007 nam het aantal gevonden bruinvissen weer iets af tot 336 en in 2008 zijn tot op heden 278 gestrande bruinvissen geregistreerd (bron: Naturalis). Het aantal gemelde waarnemingen van levende bruinvissen nam in vergelijking toe met een piek van 4001 meldingen in 2006 (bron: MMDB)

 

Beschermd
Nederland is gecommitteerd aan een goede bescherming van zeezoogdieren volgens de Habitatrichtlijn en volgens ASCOBANS, de overeenkomst voor bescherming van kleine walvisachtige van de Oost- en Noordzee. De bescherming van de bruinvissen is nationaal verankerd in de Flora- en faunawet.

De sterke toename van het aantal dood aangespoelde dieren in 2005 was reden voor minister Veerman om in 2006 onderzoek te laten verrichten naar de doodsoorzaak van aangespoelde bruinvissen. In september van dat jaar werden 64 bruinvissen onderzocht. Omdat nog vele vragen overbleven, zijn in de week van 10 december 2007 nog eens 59 in 2007 aangespoelde bruinvissen onderzocht. In de week van 8 t/m 12 december 2008 werden vervolgens nog eens 81 bruinvissen onderzocht welke in 2008 zijn aangespoeld.

 

Het onderzoek wordt sinds 2007 uitgevoerd in de sectiezaal van pathologie bij de faculteit Diergeneeskunde van de Universiteit Utrecht. Het onderzoek is een samenwerkingsverband tussen het NIOZ, Imares, Naturalis, Universiteit van Utrecht evenals de Erasmus Universiteit van Rotterdam, de Universiteit van Luik en SOS Dolfijn.

 

Visnetten
In 2006 werden twee perioden met bijzonder grote aantallen onderscheiden. Een eerste golf van strandingen vond plaats in maart en april 2006. Dit waren vooral gezonde, verse dode dieren met volle magen. Deze groep had als belangrijkste doodsoorzaak verdrinking in visnetten.

 

Een tweede golf vond plaats in augustus. Dit waren vooral ongezonde dieren, met geringe vetreserves en vaak lege magen. Verdrinking als doodsoorzaak kwam bij deze dieren vrijwel niet voor. Een totaaloverzicht van het resultaat van het onderzoek aan ruim 200 bruinvissen laat voorlopig nog op zich wachten.

 

 

Meer onderzoek
Naar aanleiding van de uitkomsten van dit onderzoek heeft het ministerie samen met de visserijsector bekeken welke vorm van visserij hier medeverantwoordelijk voor is en welke vervolgstappen genomen kunnen worden. Op grond van ervaringen in het buitenland en informatie-uitwisseling op twee workshop met onderzoekers, staandvissers en beheerders, is het aannemelijk dat deze bijvangsten plaatsvinden in de staandwantvisserij voor kabeljauw en/of tarbot. Deze vorm van visserij vindt nauwelijks plaats in Nederland: de circa 90 staandwantvissers die Nederland rijk is, vissen bijna allemaal op tong en slechts bij gelegenheid op kabeljauw. Het is de vraag of deze groep (mede)verantwoordelijk is voor de bruinvisstrandingen. Hieruit blijkt dat er behoefte is aan meer inzicht in de relatie tussen de verspreiding van de strandingen en levende bruinvissen voor de Nederlandse kust. Daarom is in 2008 het onderzoek Staandwant visserij en bruinvis bijvangsten uitgevoerd door IMARES.

Parallel met dat onderzoek, worden in 2008 door IMARES twee studies uitgevoerd, waarbij visserijwaarnemers meevaren met staandwantvissers en waarbij enkele staandwantvissers pingers (apparaten die geluid maken) ter voorkoming van bijvangsten uitproberen. Het doel is om te onderzoeken of er trajecten langs de Nederlandse kust zijn, waar meer strandingen van bruinvissen plaatsvinden dan elders. Daarnaast wordt gekeken hoe de verspreiding van het aantal strandingen zich verhoudt tot het aantal waarnemingen vanaf de Nederlandse kust en de waarnemingen die gedaan worden tijdens maandelijkse vliegtuigtellingen van Rijkswaterstaat sinds 1991.

 

Slot
Tenslotte wordt onderzocht hoe de hoeveelheid gestrande bruinvissen per jaar en per maand zich verhoudt tot het aantal Nederlandse en buitenlandse staandwantvissers dat vis heeft aangevoerd op de Nederlandse afslagen. In dit project wordt tevens een analyse gemaakt van de relatie tussen de (bij)vangst anders dan bruinvissen en het gebruik van pingers. De relatie tussen pingergebruik en de bijvangst van bruinvissen is reeds in het hierboven genoemde project met visserijwaarnemers ondergebracht; de resultaten van dat onderzoek zullen in de discussie van het eindrapport worden opgenomen.

 

Wordt dus vervolgd!

 

Tekst: Richard Witte van den Bosch, Zoogdiervereniging

Foto: (C) Richard Witte van den Bosch