Rode heidelucifer

Rode heidelucifer wijst de weg in grijze duinen

Wageningen University
20-OKT-2008 - Met de herfstvakantie breekt een mooie periode aan om een dagje in de duinen te wandelen. Het grootste deel van onze kustduinen, van het Zwin tot Schiermonnikoog, staat bij vegetatiekundigen bekend als 'grijze duinen'. Een wat misleidende naam voor dit bijzonder kleurrijke ecosysteem.

Bericht uitgegeven door Alterra Wageningen UR op maandag 20 oktober 2008

Met de herfstvakantie breekt een mooie periode aan om een dagje in de duinen te wandelen. Het grootste deel van onze kustduinen, van het Zwin tot Schiermonnikoog, staat bij vegetatiekundigen bekend als 'grijze duinen'. Een wat misleidende naam voor dit bijzonder kleurrijke ecosysteem.

 
  (1) Grijze duinen
Deze landinwaarts liggende duingraslanden bestaan uit soortenrijke begroeiingen met een dominantie van laagblijvende grassen, kruiden, mossen en korstmossen. Dit ecosysteem, samen met de abiotische en biotische kenmerken ook wel habitattype genoemd, is bijzonder soortenrijk. De ecologische variatie binnen het type is groot. Dit hangt samen met het kalkgehalte in de toplaag van de bodem en de dikte van de humuslaag. Duingraslanden komen vaak voor in samenhang met duinen begroeid met helm (de ‘witte’ duinen), natte duinvalleien en struwelen.

Het zwaartepunt van het Europese verspreidingsgebied van het habitattype grijze duinen ligt in Nederland. De oppervlakte aan grijze duinen in ons land is groot. Reden om de grijze duinen aan te wijzen als een beschermd habitattype onder de Habitatrichtlijn. Het relatief belang binnen Europa is zó groot, dat het type is aangemerkt als prioritair. Dat betekent dat voor de bescherming extra inspanningen van Nederland worden verwacht. Dat is wel nodig ook, want ondanks de gunstige verspreiding in ons land, is de huidige kwaliteit van het type slecht. Op veel plaatsen treedt vergrassing op of groeien de gebieden dicht. Luchtverontreiniging, het wegvallen van de natuurlijke dynamiek (verstuiving) en afname van de konijnenstand zijn hierbij belangrijke oorzaken.

Elke 6 jaar moet Nederland aan de Europese Unie melden hoe de beschermde habitattypen ervoor staan. Eén van de aspecten waarover gerapporteerd moet worden betreft de kwaliteit van het habitattype in de vorm van abiotische randvoorwaarden. Abiotische metingen zijn vaak arbeidsintensief en daardoor duur. Ervaringen met het monitoren van natuurgebieden wijst uit dat het volgen van ‘indicatorsoorten’ vaak een goede en goedkope vervanging is van dergelijke metingen.

 
  (2) Rode heidelucifer
Voor de grijze duinen vormen bijvoorbeeld het Gewoon klauwtjesmos, Gewoon rendiermos en de Rode heidelucifer belangrijke indicatorsoorten voor het waterregime en de mate van verstuiving. Recent hebben medewerkers van het KIWA voor een groot aantal habitattypen de indicatiewaarden van plantensoorten voor belangrijke milieufactoren beschreven. Door gegevens over de aan- of afwezigheid te combineren met gegevens over toename of afname, vormen dergelijke soorten een goede maatlat voor de toestand van het milieu. Dus struin op uw wandeling niet klakkeloos langs deze kleine schoonheden, maar kniel ook eens even neer!

Meer informatie over dit onderzoek is te lezen op www.kennisonline.wur.nl en in Alterra-rapport 1707/KIWA rapport 6.091, ook te downloaden via de site van het programma WOT IN

Tekst: Miriam Broekmeyer, Alterra Wageningen UR
Foto's: Han van Dobben, Alterra Wageningen UR (1); www.homepages.hetnet.nl (2)