Migrerende planten en dieren vragen om bijstelling natuurbeleid
De NatuurkalenderBericht uitgegeven door Alterra Wageningen UR en De Natuurkalender op [publicatiedatum]
Als gevolg van klimaatverandering migreren plant- en diersoorten sneller noordwaarts dan gedacht. Ze zouden gemiddeld de snelheid van klimaatverandering kunnen bijhouden (Science 19 augustus 2011). Zowel Trouw (Hoofdredactie) als De Volkskrant (Martijn van Calmhout) nuanceren in een commentaar (zaterdag 20 augustus) dat de waargenomen 1,7 kilometer per jaar een gemiddelde is en dat een groot deel van de soorten niet in staat zal zijn om de veranderingen bij te houden. Het KNMI geeft voor Nederland echter een verschuiving van klimaat die ongeveer tweemaal zo groot is. Ook in onze ogen zijn deze waargenomen veranderingen zorgwekkend. Het is daarom belangrijk dat we beter inspelen op de grootschalige veranderingen die in de natuur gaande zijn, met een aangepast en meer op de toekomst gericht natuurbeleid.
Sinds eind jaren '80 gaat de temperatuurstijging in Nederland snel. De jaren negentig waren 0,6 graden warmer dan de jaren tachtig en in de eerste tien jaar van deze eeuw lag de temperatuur nog eens 0,5 graad hoger. Daarnaast hebben we steeds vaker te maken met zeer extreme weersomstandigheden. Als gevolg hiervan zien we in alle soortgroepen van dieren en planten op grote schaal noordwaartse verschuivingen optreden (zie Natuurbericht 23 augustus 2011), die we twintig jaar geleden niet voor mogelijk hadden gehouden. Een toename van de soortenrijkdom als gevolg van de vestiging van Zuid-Europese soorten in ons land lijkt positief. We moeten ons echter realiseren dat onze natuur er momenteel onverminderd slecht voor staat en dat deze nieuwe soorten daar niets aan veranderen. Van elke soortgroep is minimaal een derde deel bedreigd en als het gaat om de instandhouding van leefgebieden zijn er maar drie landen in Europa die het slechter doen. Minder dan tien procent van de leefgebieden in ons land is van voldoende kwaliteit.
Bovenop het verlies van leefgebied door verzuring, verdroging en stikstofdepositie gaat nu ook klimaatverandering een belangrijke rol in deze achteruitgang spelen. De bijdrage van klimaatverandering aan de bedreiging van de soorten is echter nog grotendeels onbekend. Duidelijk is wel dat planten en dieren zullen uitsterven als hun leefgebieden te klein zijn om levensvatbare populaties te vormen en als er ten noorden van hun huidige leefgebied geen mogelijkheden zijn om zich te verplaatsen. Het huidige beleid is in onze ogen onvoldoende gericht op:
- het realiseren van voldoende oppervlak aan natuur;
- het verbeteren van de kwaliteit van natuurgebieden; en
- de noodzakelijke verbindingen tussen natuurgebieden via de Europese en nationale Ecologische Hoofdstructuur.
Het verschuiven van de soorten vraagt ook het mee schuiven van ons natuurbeeld. In Nederland is het natuurbeleid nog sterk geënt op het behouden of terugkrijgen van wat we in het verleden hadden. Voor elk ecosysteem (gebied) is precies voorgeschreven welke soorten er zouden moeten voorkomen. Bij het vaststellen van de soortenlijsten en bij de evaluatie van het natuurbeheer wordt echter geen rekening gehouden met de effecten van klimaatverandering. Een deel van de soorten zal door de opwarming van Nederland verdwijnen. Een kandidaat hiervoor is de kraaiheide die in Nederland alleen ten noorden van de grote rivieren voorkomt en op termijn zou kunnen verdwijnen. Kraaiheide staat echter wel op de lijst van te behouden soorten. Daarnaast zou er op die lijst ook plaats ingeruimd moeten worden voor soorten die nu nog deels in Frankrijk en België zitten of al aan onze poort kloppen. Zo is de Zuid-Europese graszanger zich vanuit Zeeland aan het uitbreiden in ons land. De nieuwe soorten zullen zich moeten invechten om zich te kunnen nestelen tussen de al aanwezige soorten. Het natuurbeleid zou deze integratie mede tot stand kunnen brengen. Maar deze veranderingen in de natuur, die dus veel sneller gaan dan verwacht, vragen nu al om snelle en afdoende maatregelen. Het is de vraag of het staande beleid en de huidige bezuinigingen daar een bijdrage aan leveren.
Wieger Wamelink, Alterra, Wageningen UR en Arnold van Vliet, De Natuurkalender, Wageningen University
Foto's: Chris van Swaay en Thomas J. Haslam