Voorjaarsspanners
De VlinderstichtingBericht uitgegeven door De Vlinderstichting [land] op [publicatiedatum]
Er zijn niet veel vlinders actief zo vroeg in het jaar, maar er worden wel nachtvlinders gemeld. Het gaat vooral om vlinders uit de familie van de spanners, zoals kleine en grote voorjaarsspanner en perentak.
Er worden al weer regelmatig perentakken gemeld. Vanaf begin januari tot begin april is de perentak (Phigalia pilosaria) te vinden in de buurt van bomen en struiken, maar ook in stadsparken en tuinen. Het is een forse vlinder van zo’n twee centimeter spanwijdte. Het donkere tijger-patroon van het mannetje is variabel. De meeste exemplaren hebben een effen, vrijwel ongetekende groengrijze of lichtgrijze voorvleugel, maar er komen ook donkerder gekleurde varianten voor in diverse schakeringen. Verse vlinders hebben een prachtige rozeachtige tint op het achterlijf. Het vrouwtje heeft geen vleugels en is bruinachtig met een dubbele rij vlekjes over het achterlijf. Vrouwtjes zijn, doordat de vleugels ontbreken, zeer onopvallend en worden veel minder gezien dan de mannetjes. De waarnemingen komen uit heel oostelijk en zuidelijk Nederland. Uit Zeeland en Noord- en Zuid-Holland komen nog geen meldingen.
Datzelfde geldt voor veel van de andere vlinderwaarnemingen die tot dusver zijn binnengekomen in 2012. Een flink deel daarvan heeft betrekking op voorjaarsspanners. Zeker wat betreft het aantal gemelde individuen spannen ze de kroon. De kleine voorjaarsspanner (Agriopis leucophaearia) is momenteel de talrijkste. De mannetjes rusten overdag soms op boomstammen, maar zitten meestal verscholen achter de schors of in bastspleten; ze laten zich gemakkelijk opjagen en gaan dan enkele meters verderop weer zitten. De grote voorjaarsspanner (Agriopis marginaria), wordt ook wel regelmatig gemeld, maar duidelijk minder dan de kleine. Het is een vrij gewone soort die verspreid over het hele land voorkomt, vooral in loofbossen, maar ook in struwelen, heiden, ruige graslanden en tuinen. De vrouwtjes hebben ook geen vleugels. De mannetjes komen soms in grote aantallen af op licht, vooral wanneer de hele nacht lang met lichtvallen in het bos wordt gevangen. Soms worden ze ook aangetrokken door stroop. De mannetjes kunnen ook in de middag al vliegend worden waargenomen.
Tekst: Kars Veling, De Vlinderstichting
Foto's: Bob van de Dijk; Kars Veling