Oude Scheldemeander

Onderzoek naar waterbiodiversiteit in stroomversnelling

15-FEB-2012 - Het onderzoek naar waterorganismen zou er in de nabije toekomst wel eens heel anders kunnen gaan uitzien. Tot voor kort werden vissen onderzocht via verschillende vangsttechnieken, amfibieën werden gevangen met fuiken en voor ongewervelden en planten werden schepnetten ingezet. Watergebonden zoogdieren konden dan weer best worden bestudeerd aan de hand van vangsten of door heel veel observaties. Om de biodiversiteit van poelen en waterlopen te bepalen, was veel veldwerk vereist. Maar mogelijk wordt dat in de toekomst dus anders, nu DNA-technieken krachtiger en goedkoper worden.

Bericht uitgegeven door Natuurpunt Studie [land] op [publicatiedatum]

Het onderzoek naar waterorganismen zou er in de nabije toekomst wel eens heel anders kunnen gaan uitzien. Tot voor kort werden vissen onderzocht via verschillende vangsttechnieken, amfibieën werden gevangen met fuiken en voor ongewervelden en planten werden schepnetten ingezet. Watergebonden zoogdieren konden dan weer best worden bestudeerd aan de hand van vangsten of door heel veel observaties. Om de biodiversiteit van poelen en waterlopen te bepalen, was veel veldwerk vereist. Maar mogelijk wordt dat in de toekomst anders, nu DNA-technieken krachtiger én goedkoper worden.

Elk organisme laat sporen van zijn DNA achter in zijn omgeving via uitwerpselen, urine of huidschilfers. Waterlopen en poelen zitten er vol van. Met behulp van geavanceerde sequentietechnieken kan worden achterhaald van welke soort dat DNA-materiaal afkomstig is. De nieuwste technieken zijn zelfs zo gevoelig, dat een borrelglaasje water volstaat om te bepalen welke soorten er in de omgeving voorkomen. Dit werkt voor heel uiteenlopende organismen, van insecten over salamanders tot Otters.

In de nabije toekomst zal een borrelglaasje water volstaan om te achterhalen welke soorten er in deze Scheldemeander aanwezig zijn (foto: Norbert Huys)
Deense wetenschappers onderzochten hoe betrouwbaar deze nieuwe technieken zijn. In experimentele bassins met verschillende dichtheden aan salamanderlarven enerzijds én in meer dan 100 Europese poelen en waterlopen anderzijds werd de soortsamenstelling bepaald, zowel aan de hand van DNA-analyse als met conventionele tellingen. Op basis van de DNA-stalen kon de aanwezigheid van alle zeven onderzochte soorten met een grote nauwkeurigheid worden aangetoond. Wat meer is: de hoeveelheid DNA in het water bleek ook toe te laten om een uitspraak te doen over het aantal exemplaren dat van elke soort aanwezig was. En zelfs het voorkomen van heel zeldzame organismen kon worden aangetoond, wat een belangrijk voordeel is ten opzichte van tijdrovende veldstudies naar deze soorten.

 De aanwezigheid én de dichtheid aan larven van salamanders (hier van de Alpenwatersalamander) kan via DNA analyse op een waterstaal worden achterhaald (foto: Hugo Willocx)

Naarmate DNA onderzoek goedkoper wordt, zullen deze technieken steeds vaker worden ingezet. De Stichting Reptielen Amfibieën en Vissen Onderzoek Nederland (RAVON) gebruikt nu al met succes vergelijkbare methoden om de aanwezigheid van de Grote modderkruiper aan te tonen. Met het beschikbaar worden van primers voor meer soorten kan uiteindelijk één waterstaal volstaan om een groot deel van de biodiversiteit van een poel of waterloop in kaart te brengen. Uiteraard zullen deze analyses van DNA-materiaal niet alle biologisch onderzoek kunnen vervangen, maar het onderzoek naar verspreiding en talrijkheid van waterorganismen zou er binnenkort wel eens helemaal anders kunnen gaan uitzien.

Tekst:
Wouter Vanreusel, Natuurpunt Studie
Foto's: Norbert Huys, Hugo Willocx 

Bronnen: Thomsen et al. 2011. Molecular Ecology  &   www.environmental-dna.nl/