Vers Mannetje Eikenprocessierups

Aantal eikenprocessievlinders zakt verder naar laagste niveau in veertien jaar

Kenniscentrum Eikenprocessierups
4-DEC-2024 - In alle provincies zagen we een sterke afname van de vlinders, in de bijna 2300 feromoonvallen werden er gemiddeld 5,3 per val aangetroffen. De vlinders bleken dit jaar zo’n 12 procent groter dan in 2021. Dat betekent dat ze meer eitjes hebben kunnen leggen. De plaagdruk was dit jaar aanzienlijk lager dan vorig jaar. Volgend jaar verwachten we ook weer een lage plaagdruk, met lokale hotspots.

Net als in voorgaande jaren hingen door het hele land feromoonvallen voor de eikenprocessievlinder. Een feromoonval bevat geurstoffen, zogenaamde feromonen, die de geurstof nabootsen die de vrouwelijke vlinder uitscheidt om mannelijke vlinders te lokken om mee te paren. Op basis van het aantal gevangen vlinders is een inschatting te maken van de eikenprocessierupsplaagdruk voor volgend jaar.

Het aantal vlinders kwam voor heel Nederland gemiddeld uit op 5,3 per val, het laagste aantal sinds 2010. Het monitoringnetwerk was toen net opgestart. Net als in voorgaande jaren werden in de noordelijke provincies (Groningen, Friesland, Drenthe en Overijssel) de hoogste aantallen gevangen. In alle provincies zien we een sterke tot zeer sterke afname in vergelijking met vorig jaar.

Jaarlijks gemiddeld aantal eikenprocessievlinders per feromoonval aangetroffen in feromoonvallen en percentage eiken met processierups

Plaagdruk dit jaar

De plaagdruk eerder dit jaar was ook al laag. In 4,7 procent van de ruim 120.000 onderzochte eiken werden nesten van de eikenprocessierups aangetroffen. Vorig jaar was dat zeven procent. Een combinatie van factoren heeft voor deze lage plaagdruk gezorgd. Allereerst het lage aantal vlinders dat vorig jaar heeft gevlogen. Weinig vlinders betekent weinig eitjes en dus minder rupsen. De plaagdruk kan snel toenemen als de rupsen die in grondnesten zitten opeens in juni tevoorschijn komen. Onze inschatting is dat dat plaatselijk wel is gebeurd, maar niet op grote schaal. De rupsen die uit de grondnesten kwamen, bleven slechts drie weken in de bomen om hun cyclus te voltooien. Daarna verlieten ze de bomen en kropen weer in de grond om zich daar te verpoppen.

De plaagdruk is ook laag door allerlei beheersmaatregelen van gemeenten en provincies. Ook spelen natuurlijke vijanden een rol. Maatregelen ter bevordering van natuurlijke bestrijding (parasieten, predatoren, vleermuizen en vogels) laten zien dat de natuur ook in staat is om de plaagdruk te reguleren, onder voorwaarde dat de leefomgeving voor deze natuurlijke vijanden geschikt is of wordt gemaakt.

Weinig gezondheidsklachten

De ervaren plaagdruk was ook lager dan voorgaande jaren, omdat de aanwezigheid van de eikenprocessierupsen voor veel mensen onopgemerkt is gebleven. De meeste nesten zaten dit jaar hoog in de bomen en gaven geen overlast. Gemiddeld genomen regende het in juni 2024 meer, en was het vrij koel in vergelijking met voorgaande jaren. Als gevolg hiervan werd er minder buiten gerecreëerd en liepen mensen geen risico om in contact te komen met de brandharen.

Net als in 2023 zijn er, volgens de registratie van het Nivel, als gevolg van de beperkte aanwezigheid van eikenprocessierupsen weinig gezondheidsklachten gemeld bij huisartsen. Hierbij is met name gekeken naar de klacht 'jeuk', als indicator voor de mogelijke overlast van de eikenprocessierups. Als er klachten zijn, worden deze vooral in de periode mei tot en met september verwacht. Het waargenomen beeld van klachten komt goed overeen met de waargenomen populatiedruk van eikenprocessierupsen in 2024.

De brandharen van eikenprocessierupsen kunnen bij contact leiden tot irritatie van huid, ogen en de bovenste luchtwegen en tot vervelende jeuk. Vergeleken met het piekjaar 2019 is er sinds 2020 bij huisartsen een aanzienlijke daling waargenomen in het aantal gezondheidsklachten dat gerelateerd is aan blootstelling aan de brandharen van de eikenprocessierups. Deze daling heeft zich ook in 2024 voortgezet.

Wekelijks aantal mensen die vanwege jeuk van de huid bij de huisarts zijn geweest, per 100.000 inwoners, mei tot en met september, 2019 tot en met 024

Niet laten verslappen

De afnemende plaagdruk mag geen aanleiding zijn om de aandacht voor de eikenprocessierups te laten verslappen. Opkomende lokale ‘hotspots’ kunnen overlast veroorzaken, ook omdat rupsen in grondnesten opeens tevoorschijn kunnen komen. We raden aan om de gelden, die mogelijk vrijkomen vanwege lagere kosten van bespuitingen of het ruimen van nesten, te besteden aan preventieve maatregelen. Denk aan het verder verbeteren van de biodiversiteit, mede met het oog op het stimuleren van natuurlijke vijanden. Met monitoring met feromoonvallen kan ook de aanwezigheid van natuurlijke vijanden van de eikenprocessierups worden gevolgd. Zie het Kennisplatform Processierups voor meer informatie.

Wel relatief grote rupsen en vlinders

Ondanks dat het aantal rupsen en vlinders laag was, waren de voedselomstandigheden van de rupsen dit jaar goed. In de rupsenfase was geen sprake van een langdurige droge periode en de eikenbladeren waren mals. De rupsen hebben dit jaar voldoende nutriënten binnengekregen en dat vertaalde zich in grotere en gezondere vlinders. Dat blijkt uit meting van de rupsen en de vlinders in 2024. Van zo’n 350 vlinders is de spanwijdte bepaald. Voor vlinders in twintig gemeenten is de spanwijdte ook in 2021 bepaald. De vlinders bleken dit jaar gemiddeld twaalf procent groter te zijn. Grotere vlinders kunnen meer eitjes aanmaken en afzetten dan kleinere vlinders.

Gemiddelde spanwijdte en borststuk van eikenprocessievlinders in verschillende provincies in 2021 en 2024

Timing van uitvliegen en weersomstandigheden bepalen plaagdruk volgend jaar

Op basis van het aantal gevangen vlinders kun je concluderen dat de plaagdruk volgend jaar wederom laag zal zijn. Lokaal kan er wel een aanmerkelijk hogere plaagdruk optreden, als gevolg van de weersomstandigheden tijdens de vliegperiode. De meeste vlinders vlogen in de eerste weken van augustus. Begin september waren er nauwelijks vluchten. Op 13 en 24 augustus waren er zware onweersbuien in Nederland, met veel neerslag. Vlinders migreren niet bij veel neerslag. Omdat de vrouwtjesvlinders toch hun eitjes kwijt moesten, zetten ze de eitjes bij slechte weersomstandigheden dichter bij elkaar af dan bij goede vliegomstandigheden.

Grondnesten blijven onzekere factor

Afhankelijk van de regio is ongeveer vijftien tot dertig procent van de waargenomen vlinders dit jaar uit grondnesten gevlogen. Aan de hoeveelheid beharing op de kop van de vlinders kun je zien of vlinders uit de grond zijn gekropen, of uit een nest in de boom zijn gevlogen. Een (gedeeltelijk) kaal kopje betekent dat ze zich uit de grond hebben moeten werken. Bestudering van gedetailleerde foto’s van eikenprocessievlinders op Waarneming.nl komt overeen met onze data. De meeste vlinders uit de grond vlogen vanaf eind juli tot de eerste week van augustus. Dat komt overheen met eerder onderzoek naar grondnesten en verlengde diapauze waar de meeste vlinders ook in juli en begin augustus uit de grond kwamen.

Ondanks dat een deel van de aangetroffen vlinders uit grondnesten kwam, zijn dit jaar mogelijk veel vlinders niet uitgevlogen vanuit de grond. Onderzoek op locaties waar jaarlijks tientallen eipakketjes worden aangetroffen op takken laag op de stam (de stamscheut) leverde in 2024 slechts één eipakketje op, op ongeveer 1,20 meter hoog. Dat kan erop duiden dat mogelijk veel vlinders die in de grond verpopt zijn niet in 2024 zijn uitgevlogen, maar dat volgend jaar of nog later zullen doen. Dat zullen we tijdens de vlindermonitoring in de komende jaren zien.

Een andere mogelijkheid is dat een deel van de rupsen die in de grond zitten nog niet aan het verpoppen zijn. Ze zitten dan als rups in verlengde diapauze in de grond. Deze rupsen komen volgend jaar in juni, of pas in de daaropvolgende jaren uit de grond om hun cyclus te voltooien. Deze rupsen zijn de grootste variabele factor bij het inschatten van de plaagdruk voor het komende jaar. Deze rupsen komen meestal begin juni uit de grond. Het is zaak alert te blijven op plotselinge uitbraak terwijl de bomen nog goed in blad staan. Het is namelijk nog volledig onduidelijk hoeveel rupsen er in de grond zitten. 

Interessante bijvangsten feromoonvallen: bronswespen

Een interessante bijvangst in de feromoonvallen is het grote aantal bronswespen. In totaal zijn er al zo’n duizend aangetroffen op de eikenprocessievlinders. Die zijn opgestuurd naar Sandrine Ulenberg van Naturalis. Zij heeft zich gespecialiseerd in bronswespen die op eikenprocessierupsen parasiteren. In 2022 werden voor het eerst larven van bronswespen in een eipakket van een eikenprocessierups aangetroffen. Het bleek om Het bleek om de soort Anastatus bifasciatus te gaan, een soort die eieren parasiteert en die toen nog niet eerder in Nederland was aangetroffen. Op Nature Today verscheen daarover het artikel Nieuwe bronswesp in Nederland is natuurlijke vijand eikenprocessierups.

Een andere soort bronswesp die sinds enkele jaren steeds meer wordt aangetroffen betreft een popparasiet, Monodontomerus aereus. In 2024 zijn er in 46 feromoonvallen bronswespen aangetroffen. De bronswespjes zelf zijn maar een paar millimeter groot en liften met de eikenprocessievlinder mee. Het bijzondere aan deze bronswespen is dat ze zich voornamelijk richten op plaagrupsen zoals de eikenprocessierups, bastaardsatijnrups, eikenbladroller en scheefbandbladroller.

Zonder monitoring met feromoonvallen hadden we deze ontdekking nooit kunnen doen. Naast het volgen van de vluchten heeft het monitoren een positief neveneffect, omdat alle bijvangsten per deelnemer worden bijgehouden en gedocumenteerd. 

Bronswesp op eikenprocessievlinder

De meeste bronswespen zijn aangetroffen in Drenthe, Friesland, Groningen en Overijssel, gevolgd door Noord-Holland, Gelderland, Flevoland en Limburg (waar slechts één exemplaar per val is aangetroffen). De populatie-opbouw van deze nuttige insecten zal in de komende jaren worden gevolgd. Voorkomen dat de eikenprocessievlinders uitvliegen, kan de migratie van de vlinders negatief beïnvloeden omdat de bronswesp met de vlinders meelift om grote afstanden af te leggen. Dat draagt bij aan de beheersing van de eikenprocessierups.

Tekst: Kenniscentrum Eikenprocessierups: Silvia Hellingman, Guus Hellingman, Hellingman Onderzoek en Advies; Arnold van Vliet, Wageningen University & Research; Henry Kuppen, Wendy Batenburg, Terra Nostra; Henk Jans, Jans Consultancy Gezondheid en Milieu; Hidde Hofhuis, Stichting Deltaplan Biodiversiteitsherstel; Joop Spijker, Wageningen Environmental Research; Teun Dekker, Swedish University of Agricultural Sciences.
Foto’s: Silvia Hellingman, Hellingman Onderzoek en Advies
Grafieken: Hellingman Onderzoek en Advies; Terra Nostra; Nivel