Hoe de wereld van 'Ice Age' graslanden van nu helpt begrijpen
ARK Rewilding NederlandGraslanden herbergen wereldwijd een enorme diversiteit aan soorten. In graslanden zijn het vooral de aanwezige kruiden die verantwoordelijk zijn voor de biodiversiteit. Desondanks zijn kruidachtige planten in graslanden nu enorm in de minderheid. Dat lijkt echter een relatief recent fenomeen te zijn. Voordat de mens de ecologie van de wereld begon te veranderen, graasden mammoeten en andere grote grazers, zoals reuzenherten, tarpans en oerossen, in onze streken. In de uitgestrekte en productieve mammoetsteppe blijken kruiden veel talrijker te zijn geweest. De auteurs onderbouwen met hun onderzoek dat kruiden afhankelijk waren van nicheconstructie door grote plantenetende zoogdieren. Oftewel: in ‘Ice Age’ doorbraken dieren de grasmat. Met hun gedrag lieten ze de leefplekken voor kruidachtige planten ontstaan.
Zowel kruiden als grassen zijn aangepast aan begrazing. Simpel gezegd: ze proberen zo oneetbaar mogelijk te zijn om zo zelf minder opgevreten te worden dan hun buur. Met siliciumafzettingen in hun blad zorgen grassen voor ruwe bladeren die malende kiezen harder laten slijten. Kruiden hebben geïnvesteerd in stekels, brandharen en antivraatstoffen: bijtende, zure, bittere of ziekmakende afweerstoffen die voorkomen dat een plant (veel) gegeten wordt. Kruiden zijn rijker aan stikstof en fosfor dan grassen en worden daarom graag door grazers gegeten. Veel soorten herstellen gemakkelijk van vraat, een belangrijke eigenschap in een grasland vol met herbivoren, en diverse kruiden herstellen zich niet alleen goed, maar worden zelfs fitter van begrazing, zoals diverse soorten gentianen en duinroos, mits ze natuurlijk de tijd krijgen om te herstellen.
Kruiden profiteren van bodemverstoring door grote grazende dieren, zoals vertrapping, zandbaden, woelen, ontwortelen en graven. Het resultaat van al dit diergedrag is het ‘bouwen’ van variatie in leefplekken. In ecologisch jargon: nichevorming of ecosysteembouw. Het zijn bij uitstek kruiden die hiervan profiteren. Zo zijn kruiden het meest talrijk in verstoorde grond, zoals op mierenhopen in grasland, bij de wroetplekken van wilde zwijnen en in zandbaden van paarden of wisenten. Dit verklaart meteen ook het bestaan van het prachtige legertje ‘akkerplanten’, die immers ontstonden in een tijd láng voordat mensen akkers begonnen aan te leggen.
Waar zijn nu nog de grazers?
Zo’n mammoetsteppe kan je zien als een grasland met weinig bovengrondse biomassa en met veel licht op de bodem. De steppe was hoogproductief, al was dat niet erg zichtbaar omdat een groot deel van wat geproduceerd werd ook weer opgevreten of vertrapt werd. Een open landschap met veel grote dieren was het resultaat. Het natuurdocumentaire-beeld van Afrikaanse savannes is het bijbehorende plaatje in de wereld van nu.
Het is niet ondenkbaar dat de kruiden in de huidige graslanden relicten uit het verleden zijn, die al in verval zijn sinds het verdwijnen van de megafauna uit het Pleistoceen. Veel kruiden zijn nog steeds aangepast aan en afhankelijk van de leefomstandigheden die grote grazende dieren creëren. Niet alleen is de gemiddelde grootte van de planteneters sindsdien fors afgenomen – een aantal is uitgestorven, maar we ontzeggen ook veel soorten de toegang, zoals herten en zwijnen – de diversiteit aan verschillende typen grazers – een wisent eet anders dan een rund, en die weer anders dan een paard – is zo ook nog eens sterk verarmd. In onze omgeving zijn de grote grazende dieren zo goed als verdwenen. Rewilding ziet de terugkeer van dit belangrijke proces in de natuur als een sleutel tot ‘vernatuurlijking’ van de natuur. Om die reden herintroduceren we natuurlijke begrazing in (nieuwe) natuurgebieden.
Waarom de mammoetsteppe nu nog relevant is
De continue aanwezigheid van graslanden met kruiden, van het Pleistoceen tot laat in de moderne-mensentijd, het Antropoceen, suggereert dat vergelijkbare vormende krachten aanwezig waren en nog steeds zijn in graslanden wereldwijd, ondanks hun verschillende geschiedenis. Veranderd of gestopt menselijk landgebruik heeft pas in recente decennia geleid tot verminderde nicheconstructie en een bijbehorend verlies aan soorten.
Continue begrazing verkort voor planten de tijd om te herstellen en te reproduceren, zeker als het zeldzame kruiden betreft met een hoge voedingswaarde die selectief begraasd worden. Minder gediversifieerde niveaus van begrazing en brand heeft voor een meer uniforme begrazingsdruk op graslanden gezorgd. Eetbare kruiden zijn waarschijnlijk extra gevoelig voor dergelijke condities.
Waarom is dit interessant?
De onderzoekers verklaren hoe grote grazers de kruidachtige planten aan een leefplek helpen, temidden van groeilustig gras. Zij geven drie verklaringen waarom kruiden toch goed kunnen gedijen in graslanden:
- Openingen in gras en bodem en toegang tot zonlicht moeten gebruikelijk zijn geweest in de mammoetsteppe en lijken de sleutel te zijn voor het ontwikkelen en handhaven van een hoge soortenrijkdom aan kruiden in graslanden.
- Openingen in de begroeiing en bodem bevorderen waarschijnlijk kruiden, zolang de aanwezige zaden geen beperkende factor zijn.
- Verbeterde voorwaarden voor verschillende groepen kruiden om zich te vestigen, te groeien en te bloeien, activeert feedbacklussen waarbij de omstandigheden voor bestuivers worden verbeterd, wat leidt tot hogere percentages bestuiving en als bijgevolg verbeterde zaadproductie en zaadbeschikbaarheid.
Je kan het zien
Wereldwijd vormen kruiden een zeer soortenrijke, vormenrijke en functioneel diverse groep planten in graslanden. Bovendien scoren kruiden vergeleken met andere graslandsoorten hoog in termen van primaire productiviteit, voedingsstofgehalte, antivraatverdedigingen en tolerantie voor herbivorie, en spelen ze een onevenredig grote rol bij het beïnvloeden van het functioneren van graslanden. Daarom zijn kruiden niet alleen van centraal belang voor het behoud van biodiversiteit en het functioneren van de graslandbiotoop, maar ook voor toekomstig duurzaam beheer.
De aanwezigheid van kruiden in graslanden van het Pleistoceen tot aan nu suggereert dat de omstandigheden die de aanwezigheid van kruiden bepalen ook tot hun behoud kunnen leiden. Grote grazers speelden daar een grote rol in en zouden dat opnieuw kunnen doen in de graslanden van nu.
Het mechanisme dat de auteurs beschrijven zien wij de afgelopen jaren volop in actie in bijvoorbeeld het rewildingsgebied De Maashorst. Hier zorgt de extensieve begrazing, in combinatie met natte en droge jaren, voor een zeer kruidenrijke vegetatie, rijk aan bloemen en daardoor ook aan vlinders, sprinkhanen en andere insecten. Daarvan profiteren weer insectenetende vogels, zoals roodborsttapuit en grauwe klauwier. De soortenrijkdom wordt in de benen geholpen door de grazende monden van runderen, wisenten en paarden, die er een vrij leven leiden.
Meer informatie
- Dit is een verkort artikel. Lees het volledige artikel op de website van ARK.
Tekst: Leo Linnartz en Lars Soerink, ARK Rewilding Nederland, gebaseerd op het paper van Kari Anne Bråthen, Francisco Pugnaire en Richard Bardgett
Beeld: ARK Rewilding Nederland; Leo Linnartz; Jeroen Helmer