Natuurjournaal 24 september 2024
Nature TodayVoorheen heette ‘onze’ gaai Vlaamse gaai. Over de reden om hem ooit Vlaams te noemen, wordt gespeculeerd. In 1999 werd bepaald dat de naam van de Vlaamse gaai moest veranderen in ‘gaai’, omdat hij tenslotte niet alleen in Vlaanderen, maar in een groot deel van Europa voorkomt. Wie dat wil, mag de gaai nog steeds Vlaamse gaai noemen, want er bestaan 35 ondersoorten van de gaai. De Latijnse naam voor de bij ons voorkomende ondersoort is Garrulus glandarius glandarius. Dit betekent ‘babbelzieke eikelzoeker’. Je ziet de gaaien nu druk in de weer met het verstoppen van eikels, ze leggen zo een voedselvoorraad aan die ze tijdens de winter kunnen aanspreken.
De bosmuis heeft een lange periode waarin hij zich voortplant, van maart tot en met oktober. In zachte winters kan het zelfs nog langer doorlopen. Een vrouwtje heeft een of twee nestjes per jaar, ze krijgt dan twee tot negen jongen. Jongen die nu geboren worden, ontwikkelen zich wat trager. Ondanks zijn naam kan je de bosmuis overal aantreffen, als er maar voldoende verstopplekjes zijn. Het is een echte alleseter: van paddenstoelen tot vlinderpoppen en van mos tot slakken. In het najaar legt de bosmuis voedselvoorraden aan. Dat doet hij in zijn eigen gangenstelsel, of in andere holtes, zoals vogelnestkastjes. De ingang naar de ondergrondse voorraadkamers wordt netjes afgedekt met steentjes of zand.
Tekst: Ineke Radstaat, Nature Today
Foto's: Mark Zekhuis, Saxifraga; Kees Boele