Klimaatverandering en de noodzaak van bosadaptatie

Bosgroepen
11-APR-2024 - Het is de hoogste tijd voor bosbeheerders om na te denken over hoe om te gaan met klimaatverandering. Klimaatverandering en andere veranderingen in ons milieu zorgen ervoor dat de bosgroeiplaats blijvend verandert met een snelheid en omvang die onze bossen en bomen niet zomaar kunnen bijbenen. Bosbeheerders en boseigenaren moeten zich afvragen of én hoe ze hier op willen inspelen.

"Onzekerheid maakt het lastig een strategie te bepalen, maar maatregelen om de veerkracht van bos te versterken zijn voorhanden. Om te zorgen dat deze op tijd effectief zijn, is het cruciaal om het proces nog vandaag in gang te zetten", aldus Etiënne Thomassen, expertmedewerker Bosecologie en Bosbeheer bij Bosgroep Zuid Nederland. Etiënne is namens de Bosgroepen ook verbonden aan het LIFE-project Climate Forest. In dit artikel legt hij de noodzaak uit van bosadaptatie én geeft hij aan hoe bosbeheerders hier werk van kunnen maken.

Een nieuwe groeiplaats

Door veranderingen in klimaat en bodem zijn onze bosgroeiplaatsen niet langer te vergelijken met referenties uit het verleden. Bosbeheerders gebruiken die referenties van goed ontwikkelde bostypen nog vaak als sjabloon voor de toekomst. Helaas ten onrechte, want tegen het eind van deze eeuw zullen deze groeiplaatsparameters alleen nog maar verder zijn verschoven van wat wij als natuurlijke vegetatie zagen.

De gemiddelde jaarlijkse temperatuur in Nederland is al flink hoger dan begin 1900 en kan doorstijgen tot bijna 15 graden gemiddeld tegen 2100

Het KNMI voorspelt in haar meest droge een hete scenario een gemiddelde temperatuur voor Nederland van 14,9 graden tegen het jaar 2100. Dat is warmer dan in Marseille rond 1950. Vooral de zomers worden heter en droger, waarbij neerslagtekorten zoals in 2018 of 2020 - in datzelfde scenario - het nieuwe normaal worden. In de winter wordt het ook warmer én natter. De kans op vorst na de eerste bloei blijft bestaan, maar neemt af. Voor de vegetatie is ook het voorkomen van extreme hitte van belang, omdat extreme hitte bladeren direct beschadigt. In extreme scenario’s komen dagen van 40 graden om het jaar voor en hebben we elk jaar wel 35 tropische dagen. Maar onze bossen hebben niet alleen te maken met verandering in het klimaat en verdroging van de bodem. Ook milieuvervuiling heeft ervoor gezorgd dat zeker op de droge zandgronden nutriëntentekorten optreden en de bodem sterk verzuurd is. Hierdoor komt aluminium vrij die de vitaliteit van de bomen vermindert. Een andere opvallende verandering is de hoge beschikbaarheid van stikstof. Onze bossen hebben zich van oorsprong ontwikkeld in een situatie waar de beperkte beschikbaarheid van stikstof de plantengroei beperkte. Dat is niet langer het geval. Onze bosgroeiplaatsen zijn blijvend veranderd.

Een nieuw bos

Bosbeheerders zijn zich bewust van wijzigingen in het klimaat en de problematiek rond verschraling, vermesting en verdroging. Tegelijkertijd is er nog een groot vertrouwen in de natuur en de veerkracht van boomsoorten. Autochtone boomsoorten hebben alles al eens meegemaakt, zijn perfect aangepast aan de situatie en zullen ook de komende veranderingen vast wel aankunnen. Jammer genoeg zijn de aannames over het historisch klimaat niet langer juist. Er zijn sinds de laatste ijstijd en de kolonisatie van boomsoorten uit het zuiden inderdaad relatief warme en koude perioden geweest, maar inmiddels is het warmer dan het de afgelopen 2 à 3 miljoen jaar was. Tegen 2100 is het waarschijnlijk 3 graden warmer op aarde dan vóór de industrialisatie, warmer dan de afgelopen 5 miljoen jaar en dus warmer dan de mensheid ooit heeft meegemaakt. De vorige ijstijd liep ongeveer 12.000 jaar geleden af. De temperatuurstijging die we nu meemaken gaat naar schatting ruim tien keer zo snel als normaal gesproken na een ijstijd. Dit hebben wij en onze bomen nog niet eerder meegemaakt.

In de buurt van Karlsruhe in Duitsland vallen op droge en arme groeiplaatsen plaatselijk beuk, grove den en berk uit. Deze regio is duidelijk droger en ongeveer 2 graden warmer dan Nederland op dit moment is

Onderzoek naar verspreiding

Er is veel onderzoek naar huidige en toekomstige verspreiding van boomsoorten onder klimaatverandering. Voor een flink deel van de inheemse boomsoorten vermindert de groeiplaatsgeschiktheid mogelijk, terwijl tegelijkertijd voor een aantal Zuid-Europese boomsoorten de omstandigheden sterk verbeteren. Voor sommige van onze inheemse boomsoorten, zoals de berk, grove den en beuk, wordt gewaarschuwd dat die hier bij sterke klimaatverandering in de toekomst misschien niet langer uit de voeten kunnen. Dergelijke onheilsvoorspellingen komen misschien heel onwaarschijnlijk over, maar dat dachten we 20 jaar geleden ook bij de voorspellingen voor de fijnspar.

In het project Klimaatbomen is voor een groot aantal boomsoorten gemodelleerd hoe ze in de toekomst kunnen groeien onder verschillende klimaatscenario’s. Dit is de voorspelling voor de verspreiding van de beuk. Ruim de helft van de scenario’s duikt onder de gestreepte lijn. Onder die lijn wordt de groeiplaats niet meer geschikt geacht voor deze soort. De beuk wordt dus mogelijk tegen het eind van deze eeuw een risicoboomsoort

Het blijven natuurlijk voorspellingen, maar dat we een risico lopen is zeker. Mogelijk kunnen belangrijke boomsoorten uitvallen. Zijn de consequenties daarvan te overzien of acceptabel of willen we het risico beperken? En als we actie willen ondernemen, wat zijn dan mogelijkheden om het risico terug te brengen?

Beheer gericht op adaptatie

Het belangrijkste probleem voor bosbeheerders rond klimaatverandering is misschien wel dat we niet zeker weten hoe het klimaat er in de toekomst uit gaat zien. Daardoor is het ook moeilijk om er gericht op in te spelen. Maar doordat bomen en bossen zich heel traag ontwikkelen, kunnen we niet wachten tot het zover is. Niet als we de risico’s willen beperken. Eigenlijk kunnen we als bosbeheerders twee dingen doen: zorgen dat het bos zo vitaal mogelijk is én zorgen dat de diversiteit zo groot mogelijk is. Een bos op een gezonde groeiplaats met vitale bomen is het beste in staat weerstand te bieden aan stress en bos met een hoge diversiteit kan zich het beste aanpassen.

Bij dit kleinschalige bosbeheer krijgen, onder een kroonlaag van zwarte den, verschillende ingroeiende loofboomsoorten de ruimte om zich te ontwikkelen

Bij een gezonde groeiplaats is de vocht- en nutriëntenvoorziening op orde. Dit kun je bij het beheer van het bomenbestand ondersteunen door bomen met neutraal en rijk strooisel de ruimte te geven. Geef ruimte aan droogte en hitte- tolerante boomsoorten, maar ruim niet actief boomsoorten op waarvan je het omgedraaide verwacht. Probeer niet te dogmatisch te zijn, want straks ben je misschien wel blij met een soort als zwarte den, wanneer de grove den het moeilijk krijgt. Met kleinschalig testen en goed opvolgen van nieuwe boomsoorten en zuidelijke herkomsten kun je je opvolgers helpen bij het maken van onderbouwde keuzes in de toekomst.

Door pleksgewijs in kleine groepen te onderplanten kan je de soortenmenging verrijken. Hier is veldesdoorn geplant die goed strooisel produceert en zo de humusvorming verbetertOntbrekende boomsoorten breng je best zoveel mogelijk in door onderplanten in bestaand bos. Het bosklimaat dempt de invloed van (hitte)extremen. Het scherm van boomkronen moet dus zoveel mogelijk in stand worden gehouden. Zorg vooral ook dat het bos zich onder dat scherm  van nature in de volle breedte van de aanwezige soorten kan verjongen. Daar zijn vaak wildbeschermingsmaatregelen voor nodig, maar bosverjonging is dé natuurlijke motor achter de aanpassing van het bosecosysteem. Die verjonging hoeft niet overal in grote getale aanwezig te zijn, maar wel graag met een breed palet aan soorten verspreid over het bosgebied.

Tot slot: over 76 jaar is het al 2100, dat is veel minder dan een bomenleven. Denk daarom nú na of en wat er nodig is om de risico’s in jouw bos te beperken. Veel van de mogelijke maatregelen hebben vooral voordelen en in de demonstratiebossen van LIFE Climate Forest kun je komen kijken hoe zulke maatregelen uitpakken.

Tekst: Etiënne Thomassen, Bosgroepen
Beeld: Bart Nyssen; KNMI; Desie et al. 2024; Etiënne Thomassen