Eerste stappen voor natuurverbetering in veenweides Alblasserwaard en zandgronden Drenthe
Wageningen Environmental Research, Wageningen University & ResearchDe bijeengebrachte set van elf startmaatregelen (pdf; 6,2 MB) helpt gebiedsbeheerders om de basiskwaliteit natuur (BKN) in het agrarisch cultuurlandschap te verbeteren. Basiskwaliteit natuur is het minimale niveau van omgevingscondities dat nodig is om algemene soorten algemeen te laten blijven of laten worden. Het gaat dus niet specifiek om bedreigde soorten, maar juist om het behoud van soorten die algemeen voorkomen. De bijeengebrachte maatregelen richten zich op twee gebiedstypen: het veenweidegebied in de Alblasserwaard en de zandgronden in Drenthe.
Dierecoloog Gilian van Duijvendijk bij Wageningen Environmental Research, medeauteur van het rapport: “Terreineigenaren willen de natuur op hun land vaak wel een handje helpen, maar in praktijk blijkt het lastig om de juiste aanpak te kiezen bij het juiste gebied. Er zijn namelijk heel veel maatregelen mogelijk. Hoe weet je dan wat het beste bij jouw land past? In een weidevogelgebied plant je bijvoorbeeld beter niet teveel bosjes aan. Beheerders die aan de slag willen in hun gebied, kunnen uit het overzicht concrete en geschikte handvatten kiezen. Dat maakt het makkelijker om efficiënt de eerste stappen te zetten.”
Altijd-goedmaatregelen
Bij het selecteren van de maatregelen zijn de auteurs niet uitgegaan van het beschermen van bepaalde soorten. Van Duijvendijk: “We hebben juist gekeken naar wat verschillende soorten in deze twee gebieden nodig hebben, naar de omstandigheden waar planten en dieren wel bij varen. Bijvoorbeeld schoon water, of verbindingen in het landschap. Daar profiteert het hele ecosysteem van. Dat soort maatregelen zijn eigenlijk bijna altijd goed.”
De elf bijeengebrachte ‘altijd-goedmaatregelen’ variëren van natuurvriendelijke oevers tot ecologisch bermbeheer, en van keverbanken tot wintervoedselakkers. Bij de uitvoering ervan is het niet noodzakelijk om een volledig begrip te hebben van alle (soms complexe) ecologische relaties in een gebied. Simpelweg beginnen met maatregelen die sowieso gunstig zijn voor een bepaald gebiedstype, draagt al enorm bij.
Maatregelen combineren voor een versterkt effect
De maatregelen zorgen individueel al voor een verbetering van de basiskwaliteit natuur in een gebied. Maar het combineren ervan kan het effect versterken. Een deel van de maatregelen richt zich op de ‘groene’ en ‘blauwe’ verbindingen in een landschap, zoals hagen, bomenrijen, akkerranden en sloten. Andere zijn meer gericht op lokale hotspots voor biodiversiteit, bijvoorbeeld wintervoedselakkers en poelen. Voor een gezond en robuust ecosysteem zijn zowel de verbindingen als de hotspots nodig. Het loont dus om maatregelen te combineren, en om ze zodanig vorm te geven dat ze elkaar versterken, in plaats van dat ze ruimtelijk van elkaar gescheiden blijven. Bijvoorbeeld, een sloot met een natuurvriendelijke oever die ook ecologisch onderhouden wordt, en die grenst aan een kruidenrijke rand, biedt leefgebied voor meer soorten dan wanneer deze drie maatregelen gescheiden blijven.
Het rapport is door Wageningen University & Research opgesteld in opdracht van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en is ook genoemd in een brief aan de Tweede Kamer. Van Duijvendijk: “Deze opzet kan ook dienen als uitgangspunt voor het uitwerken van het concept basiskwaliteit natuur in andere gebiedstypen. Waarbij dan ook weer passende maatregelen aanbevolen kunnen worden.”
Voorbeeld van een maatregel: Aanleg en beheer van natuurvriendelijke oeversWat: Veel sloten hebben steile oevers met een plotselinge overgang tussen land en water. Een natuurvriendelijke oever is een brede, geleidelijk oplopende oever. Hier kan een breed scala aan water- en oeverplanten zich ontwikkelen. Deze variatie in vegetatie, in combinatie met ondiep en snel opwarmend water, biedt een aantrekkelijk leefgebied voor talloze soorten planten en dieren. Natuurvriendelijke oevers helpen bij het bevorderen van zowel biodiversiteit als waterkwaliteit en het vasthouden van water. Hoe: Door de oever minder steil te maken, ontstaan er verschillen in waterdiepte. Vanaf ongeveer twee meter van de oever wordt er niet bemest en bespoten, om instroom van voedingsstoffen en gewasbeschermingsmiddelen te beperken. Door ecologisch beheer ontstaat er een kruidenrijke strook met veel insecten. Door de oevers gefaseerd te maaien, blijft een deel ervan altijd voor hen geschikt. Het maaisel wordt na het maaien afgevoerd. De aanleg van natuurvriendelijke oevers wordt bij voorkeur gecombineerd met het uitvoeren van ecologisch slootschonen, baggeren en natuurlijk peilbeheer. Lees meer over deze maatregel in het rapport 'Maatregelen voor basiskwaliteit natuur (pdf: 6,2 MB). |
De elf uitgewerkte maatregelen: Sommige zijn toepasbaar in beide gebiedstypen |
||
Maatregel | Veenweide Alblasserwaard | Zandgronden Drenthe |
Knotwilgen | x | x |
Natuurvriendelijke oever | x | x |
Ecologisch slootonderhoud | x | x |
Kruidenrijk grasland | x | x |
Ecologisch bermbeheer | x | x |
Struweel | x | |
Akkerrand en overhoek | x | |
Bomen | x | |
Keverbank | x | |
Poel | x | |
Wintervoedselakker | x |
Tekst: Wageningen University & Research
Foto: Paul van de Velde, Flickr (leadfoto: Watergang in agrarisch gebied Alblasserwaard)