Hoe gaat het met de das in Nederland?
ZoogdierverenigingDe das is wettelijk beschermd vanuit de Wet natuurbescherming. Die wet stelt dat provincies pas een ontheffing voor ingrepen verlenen als geen afbreuk wordt gedaan aan de gunstige staat van instandhouding van populaties van een soort. Het gebruikte meervoud ‘populaties van een soort’ is hierbij cruciaal. Het impliceert namelijk dat het niet zozeer gaat om de staat van instandhouding van de das als soort, maar om de instandhouding van de verschillende populaties van de soort. Vanuit dat oogpunt is het relevant om een goed beeld te krijgen van de dassenstand in afzonderlijke streken. Recent onderzoek gaat dieper in op het verloop van de dassenstand in min of meer aangrenzende populaties. Hieruit zijn twee publicaties tot stand gekomen: één met betrekking tot een dassenpopulatie op de Veluwe, en een ander aangaande Utrecht-’t Gooi. Hieronder bespreken we deze publicaties.
De Veluwe
Van oudsher bestaat een gedetailleerd beeld van de ligging van dassenburchten op de Veluwe en de gebieden daaromheen. Tussen 1994 en 1996 is nauwkeurig geïnventariseerd welke burchten daadwerkelijk door dassen bewoond werden. Zo’n inventarisatie is tussen 2019 en 2020 herhaald. Daaruit bleek dat er in die tussentijd weliswaar 49 nieuwe bewoonde hoofdburchten waren ontdekt, maar dat dassen tegelijkertijd 274 hoofdburchten hadden verlaten. Er zijn nu circa 440 bewoonde hoofdburchten over, 34 procent minder dan 25 jaar geleden. We vermoeden dat die sterke achteruitgang te maken heeft met een combinatie van factoren. Vooral op de Veluwe is het areaal (beweid) grasland, en de bemesting daarvan, afgenomen. In combinatie met verzuring en verdroging heeft dit zo goed als zeker geleid tot een afname van de hoeveelheid beschikbare regenwormen, hoofdbestanddeel van het dagelijkse menu van dassen. Op de Veluwe moeten dassen bovendien met talrijke wilde zwijnen concurreren om dezelfde voedselbronnen. In overeenstemming daarmee is de das minder achteruitgegaan in gebieden waar zwijnen geweerd worden, zoals bezuiden de Rijksweg A12. Ook rond individuele graslandpercelen worden soms rasters aangelegd tegen zwijnen en wolven. Als deze rasters niet geperforeerd zijn met enkele pvc-pijpen, zijn de betreffende graslandpercelen ook voor dassen ontoegankelijk. Het afgenomen voedselaanbod betekent dat dassen dagelijks grotere afstanden moeten afleggen om hun maag te vullen. Dat impliceert dat zij meer wegen kruisen en de kans op dodelijke aanrijdingen toeneemt. Om het effect hiervan enigszins te compenseren is het aantal faunapassages in die 25 jaar gelukkig wel gegroeid. Al met al nam de fractie bezette kilometerhokken op en rond de Veluwe af van 23 procent naar 18 procent en het aantal hoofdburchten per bezet kilometerhok (=100 hectare) van 1,3 naar 1,1. Het geschatte aantal dassen daalde van circa 2.300 in 1995 naar 1.500 in 2020.
Utrecht-’t Gooi
In het gebied tussen Hilversum, Utrecht, Zeist en Soest resteerde in 1983 een dassenpopulatie van minder dan een handvol dieren. Verstedelijking, een hoge mortaliteit als gevolg van verkeer en een vermoedelijk smalle genetische basis bemoeilijkten het herstel van deze lokale populatie. Het gebied is rijk aan vochtige graslanden waarin regenwormen goed gedijen. Gebrek aan voedsel leek herstel dus niet in de weg te hoeven staan. De beschikbaarheid van voldoende droge plekken voor het vestigen van een burcht wel. In reactie hierop ontstond een herstelplan gericht op de aanleg van veilige faunapassages, geleidende rasters en enkele kunstburchten en dassenterpen. De restpopulatie werd bovendien aangevuld met een vijftiental dassen die elders in Nederland verweesd waren geraakt. In de jaren daarna groeide de populatie gestaag. In 2021 waren er weer 137 hoofdburchten in het gebied.
Al meer dan veertig jaar volgt Hans Vink met vrijwilligers van de Dassenwerkgroep Utrecht de ontwikkeling van de populatie systematisch door jaarlijkse observatie van alle burchten, onder andere met behulp van wildcamera’s. Uit de verzamelde gegevens blijkt dat een dassenterritorium in Utrecht-’t Gooi gemiddeld 50 tot 150 hectare beslaat, op een hoofdburcht gemiddeld 3,5 dassen leven en op kraamburchten (38 procent van alle hoofdburchten) jaarlijks gemiddeld 2 à 3 jongen bovengronds komen. De jaarlijkse mortaliteit bedraagt thans naar schatting 26 procent, waarvan circa twee derde als gevolg van weg- en treinverkeer. Overigens lijkt de populatie zich sinds een aantal jaren te stabiliseren. In 2022 trad zelfs enige achteruitgang op, vermoedelijk omdat er vanwege langdurige droogte minder regenwormen beschikbaar waren. Dit speelde de das overal in het land parten. In Utrecht-’t Gooi steeg de fractie bezette kilometerhokken van 2 procent naar 28 procent en het aantal hoofdburchten per bezet kilometerhok van 1,0 naar 1,4. Waar het aantal dassen op en rond de Veluwe tussen 1995 en 2020 met circa 800 daalde, steeg hun aantal in Utrecht-’t Gooi in diezelfde periode met ruim 400.
Elders in Nederland
De hierboven besproken publicaties illustreren dat de dassenstand in twee aangrenzende gebieden heel verschillend kan verlopen. Behoud van (toegankelijke) bemeste graslanden (als voedselbronnen) en veilige faunapassages lijken hierbij cruciaal. Verder verdient het tegengaan van verzuring en verdroging op korte termijn de grootst mogelijke aandacht, vooral op de Veluwe. Inventarisaties in andere gebieden bevestigen het wisselende beeld aangaande de stand van de das. In sommige gebieden zijn dassenpopulaties uit een diep dal gekropen, zoals in Drenthe. Toch is het aantal dassen daar de laatste jaren weer wat gedaald. Elders blijft het herstel, ondanks het uitzetten van dassen, vreemd genoeg volledig achterwege. Dat geldt bijvoorbeeld in de Achterhoek, terwijl het kleinschalige cultuurlandschap daar een goed leefgebied zou moeten kunnen zijn voor de das. Hetzelfde gaat op voor Twente. Vergelijking van een dassencensus in 2015 en 2020 leerde dat de populatie daar tegen de verwachting in niet was toegenomen. Zowel in de Achterhoek als in Twente bevinden bezette burchten zich voor een groot deel in terreinen van natuurbeschermingsorganisaties of natuurminnende particulieren. Daarbuiten vindt vermoedelijk nog altijd verstoring van dassen plaats zoals het dichtstoppen van pijpen en zelfs illegaal afschot. In 2022 is ook op de Veluwe een geschoten das gevonden. Ongetwijfeld ondermijnt deze vervolging het herstel van populaties. Met het herstel van de dassenstand in Utrecht-’t Gooi ontstond de hoop dat die populatie via de Utrechtse Heuvelrug en Gelderse Vallei meer contact zou krijgen met de Veluwse populatie. Inventarisaties geven echter aan dat ongeveer de helft van de hoofdburchten in de Gelderse Vallei in de afgelopen vijf jaar op raadselachtige wijze verlaten zijn en het totaal aantal bewoonde burchten daarmee daalde. Dat is opmerkelijk omdat de kleine particuliere bosgebieden te midden van maïsakkers in beginsel een geschikt leefgebied vormen. Het is niet onwaarschijnlijk dat ook hier vervolging een rol speelt bij het onbezet blijven van burchten.
Polarisatie
Natuurlijk kunnen dassen op perceelsniveau schade veroorzaken, met name aan maïs. Maar berekeningen op basis van de gebruikelijke dassendichtheid en de dagelijkse voedselinname laten zien dat schade op regioniveau zeer beperkt moet zijn. Krantenkoppen die spreken van een ‘dassenplaag’ overdrijven dan ook zwaar en dragen bij aan polarisatie. Omdat er bovendien een schadevergoedingsregeling bestaat, mist een oproep tot ingrijpen iedere grond. De laatste jaren duiken dassen opvallend vaak op in tuinen aan de randen van de bebouwde kom. Dat heeft zo goed als zeker te maken met voedselgebrek door droogte. Mogelijk leidt dat onder bewoners en de regionale pers tot het beeld van een ‘plaag’, terwijl slechts sprake is van verplaatsing door honger.
Naast illegale verstoring op eigen initiatief vindt in Nederland ook gelegitimeerde verstoring plaats. Dat gebeurt soms op basis van discutabele rapporten van ecologische onderzoeksbureaus. Afgelopen jaar zijn vijftien willekeurige casussen beschreven waarin aantoonbaar sprake was van tekortschietende ecologische kennis of zelfs opzettelijke misleiding van de vergunningverleners. Het provinciale Kennisdocument Das beveelt ecologische onderzoeksbureaus daarom nadrukkelijk aan om lokale dassenkenners bij rapportages te betrekken. Zonder inbreng van deskundigen is de instandhouding van de dassenstand niet blijvend verzekerd.
Zoogdier
Dit artikel is ter beschikking gesteld door de redactie van Zoogdier. Zoogdier is het populairwetenschappelijk kwartaalblad van de Zoogdiervereniging en Natuurpunt. Leden van de Zoogdiervereniging krijgen Zoogdier automatisch thuisgestuurd. Leden van Natuurpunt kunnen korting krijgen op een abonnement op Zoogdier.
In Zoogdier worden artikelen gepubliceerd over zoogdieronderzoek en -bescherming van soorten die in Nederland en Vlaanderen (kunnen) voorkomen. Daarnaast verschijnen er in het tijdschrift ook artikelen over activiteiten die werkgroepen van de Zoogdiervereniging (Nederland) en Natuurpunt (Vlaanderen) ondernemen.
Tekst: Hans Vink en Jaap Schröder
Hans Vink is bestuurslid van de Stichting Dassenwerkgroep Utrecht-’t Gooi en vrijwilliger bij de Stichting Das & Boom. Jaap Schröder is bestuurslid van en vrijwilliger bij de Stichting Valouwe Natuur.
Foto's: Stichting Das & Boom; Ronald Stiefelhagen