Een nieuwe stapsteen tussen Veluwe en IJsselvallei
Provincie GelderlandEmst-Achterhegge werd het gebied in de gemeente Epe gedoopt. Onderdeel van het Gelders Natuurnetwerk, maar dat niet alleen. De graslanden liggen precies op de goede plek om een verbinding te vormen voor vlinders, vogels en kleine zoogdieren die van de Veluwe naar de IJsselvallei willen of andersom.
Nat én voedselarm
Maar Emst-Achterhegge is om meer redenen kansrijk: er komt kwel naar boven. Dit grondwater is in het hoger gelegen Veluwemassief als regen gevallen en in de grond getrokken, en komt hier door de druk weer naar boven. Kwel is basisch (niet zuur) en biedt daardoor kansen voor bijzondere, natte vegetaties.
Voordat die bijzondere planten tot bloei komen, moet alleen aan nóg een voorwaarde worden voldaan: de grond moet niet te voedselrijk zijn. Anders winnen de snelle groeiers zoals brandnetel en braam het al snel van alle bijzondere, langzame groeiers.
Graafwerk legt basis voor vegetatie
Meer kwel, minder voedingsstoffen (fosfaat): dat was dus de opgave. De provincie trok hierin samen op met Geldersch Landschap en Kasteelen, gemeente Epe en Waterschap Vallei en Veluwe.
Afgelopen winter is er flink gegraven. Op de meeste plekken is de bovenste grondlaag afgeplagd om zoveel mogelijk fosfaat te verwijderen. Door af te plaggen komt ook het kwelwater makkelijker naar boven en wordt het gebied natter. We hebben een aantal sloten gedempt om te voorkomen dat kwel direct weer wegloopt. De doorstroming van de hoofdwatergang is daarentegen juist verbeterd: dit zorgt ervoor dat regenwater (zuur en dus ongunstig) snel afstroomt. Het voorkomt bovendien wateroverlast in de omgeving.
Met deze ingrepen wordt aan de basisvoorwaarden voldaan. Om de soortenrijke, natte vegetaties op weg te helpen, hebben we ook maaisel opgebracht. Dit maaisel kwam van zeer goed ontwikkelde, vochtige hooilanden in de omgeving.
Voor reeën, vleermuizen en sleedoornpage
Om het gebied aantrekkelijk te maken voor verschillende diersoorten zijn de oude kavelgrenzen met houtwallen weer in ere hersteld. Zo ontstaat een kleinschalig landschap met allerlei microklimaten: van warm en zonnig tot schaduwrijk of juist windluw. Vleermuizen en zangvogels foerageren langs de bomenrijen, reeën kunnen er schuilen.
Voor twee bijzondere soorten hebben we aparte maatregelen genomen. Speciaal voor de sleedoornpage zijn sleedoorns aangeplant. Deze zeldzame vlinder komt nog voor langs de Veluwerand en legt haar eitjes in de sleedoorn. Langs de slootkanten liggen nu stobbes, een perfecte nieuwe plek voor de larven van de beekprik.
Uitkijken naar de dotterbloem
Het land is nu, een half jaar na aanleg, nog maar dun begroeid en dat is een heel goed teken. Het gebied is niet meer geschikt voor snel groeiende voedselminnende soorten, zoals een dominante grasvegetatie. Het duurt zeker nog een paar jaar voordat de gewenste soortenrijke kruidenvegetatie echt tot wasdom komt. Soorten als ratelaar zullen snel opkomen en de groei van gras onderdrukken.
Op de natste plekken kan misschien zeldzame, vochtige heide en blauwgrasland groeien. Op de andere plekken verwachten we vochtig schraalgrasland, zoals dotterbloemhooiland. Uiteindelijk hopen we op een bloemrijke vegetatie vol dotterbloemen, orchideeën en koekoeksbloemen. Ook kijken we uit naar de vele vogels, vlinders en zoogdieren. De das heeft het gebied al gevonden: hij zoekt zijn maaltje bij elkaar langs de beek en heeft zijn burcht in de drogere houtwallen.
Waarom we werken aan nieuwe natuurNatuur is de basis van ons bestaan en verdient onze aandacht. Nederlandse planten en dieren hebben het heel moeilijk: door te veel stikstof, verdroging, versnippering en klimaatverandering. Mede daarom maakten provincies en Rijk in 2013 afspraken met elkaar over hoe onze natuur te ontwikkelen en te beheren. Een belangrijke afspraak was de aanleg van nieuwe natuur: dit zorgt voor meer biodiversiteit en versterkt (kwetsbare) natuur. In totaal willen Rijk en provincies vóór eind 2027 80.000 hectare nieuwe natuur aanleggen binnen het Natuurnetwerk Nederland. Gelderland realiseert hiervan 10.500 hectare. |
Meer informatie
Tekst: Provincie Gelderland, m.m.v. Jochem Bongers van BWZ Ingenieurs
Foto's: Provincie Gelderland (leadfoto: leefgebied voor de larven van de beekprik)