Column Jac. P. Thijsse honderd jaar geleden: Het Naardermeer
Heimans en Thijsse Stichting, Wageningen UniversityEr is continu alertheid geboden bij het beschermen van natuurgebieden. Dat laat de column ‘Het Naardermeer’ van Jac. P. Thijsse (1865-1945) precies honderd jaar geleden in de Amsterdammer (tegenwoordig de Groene Amsterdammer) wel zien. Thijsse was een van de grondleggers van de Nederlandse natuurbescherming en gebruikte zijn wekelijkse columns niet alleen om de natuur bij een breed publiek onder de aandacht te brengen. Hij beschrijft in zijn column het belang van rust voor het behoud van de toen zeer zeldzame lepelaars. Tegenwoordig gaat het heel goed met de lepelaars in ons land en speelt Nederland zelfs een speciale en belangrijke rol in de Europese populatie. Ongetwijfeld mede dankzij de inspanningen van Thijsse en zijn collega’s honderd jaar geleden.
Het Naardermeer
Het spijt mij wel, dat ik in herhalingen moet vervallen, maar ik mag hier het rapport van de Natuurschoon-commissie in zake de Gooische spoorwegplannen niet onbesproken laten. Het geldt hier de onaantastbaarheid van onze natuurmonumenten en de waardeering van hun beteekenis. Die waardeering moet zich langzamerhand ontwikkelen, daarvoor is beschaving noodig en opvoeding en onderwijs. Wij zijn er al heel wat verder mee dan twintig jaar geleden, maar toch nog lang niet ver genoeg, anders zou dit rapport er niet zoo hebben uitgezien als nu.
Zoals ik reeds vreesde, heeft de commissie het Naardermeer alleen beschouwd als een broedplaats voor lepelaars, en wat zij over die dieren in het midden brengt raakt kant noch wal. Zij noemt de dieren “vrij zeldzame vogels” en ontwikkelt een plannetje om ’s winters bij afwezigheid van de trekvogels gauw een spoorwegdam te leggen, zonder dat de beesten het merken. En als die dam dan maar ligt op 100 M. afstand van “de broedplaats”, dan is de zaak gezond en wordt er aan het natuurschoon geen letsel toegebracht.
Hoe heel anders is het in de werkelijkheid! Ik wil eens even een rapportje maken, zooals het geworden zou zijn wanneer de commissie zich op een behoorlijk standpunt had geplaatst en zich behoorlijk had doen voorlichten. Ter wille van de duidelijkheid zal ik het eerst hebben over de lepelaars in het bijzonder en daarna over de beteekenis van het Naardermeer als natuurmonument.
De lepelaars moeten gerekend worden tot de allerzeldzaamste vogels. In verschillende landen van Europa zijn zij uitgestorven en thans broeden zij alleen in Nederland, in het Zuiden van Spanje en langs de benedenloop van de Donau. Langs de Donau is hun aantal in de laatste jaren belangrijk verminderd, over Spanje hebben wij geen betrouwbare berichten en hoewel zij in Nederland veel en veel minder talrijk zijn dan voor honderd jaren, kunnen wij verwachten, dat dankzij de doelmatige bescherming, die zij genieten in het Zwanewater en in het Naardermeer, de hoop gekoesterd mag worden, dat beide kolonies in stand zullen blijven. Zeer waarschijnlijk zou, indien een van beide te gronde ging, ook de andere ten ondergang zijn gedoemd. De verwachting bestaat, dat zich in de Muy op Texel een derde kolonie zou kunnen vestigen, maar ondanks de maatregelen, daar door het Staatsboschbeheer genomen, schijnt het er voor de dieren toch niet rustig genoeg te zijn.
In het Naardermeer is de kolonie reeds eenmaal met ondergang bedreigd geweest en wel gedurende de poging tot droogmaking in de jaren 1883-1886. Hoewel het gedeelte waar de lepelaars huisden niet werd drooggelegd en de werkzaamheden geschiedden op vele honderden meters afstand van de broedplaats, daalde de bevolking tot slechts enkele paren. Gelukkig herkreeg de omgeving zeer spoedig zijn gewone uiterlijk en langzamerhand nam de vestiging weer toe, vooral sedert het Meer overging in het bezit der Vereeniging tot Behoud van Natuurmonumenten. Toch is zij zelfs thans nog niet op de sterkte van voor de droogmaking.
Vooral de laatste jaren hebben weer nieuwe zorgen gegeven. Tijdens den wereldoorlog werden langs en in het Naardermeer militaire werken aangelegd en wel voornamelijk in den Zuidoosthoek, waar de lepelaars huisden, ofschoon nog altijd meer dan honderd meter van hun gewone broedplaats. Het gevolg bleef niet uit, telkens verlegden zij hun broedplaats en ieder voorjaar aarzelden zij met de definitieve vestiging zoo lang, dat ze in plaats van twee broedsels per jaar, zooals gewoonlijk, er nu slechts één groot brengen. Eenmaal, het was nadat de electrische hoogspanning-leiding langs den Zuidoostkant van het meer was aangelegd, leek het zelfs, alsof zij niet tot broeden zouden komen. De Vereeniging tot Behoud van Natuurmonumenten deed alles wat in haar macht was om het den vogels zoo rustig mogelijk te maken, beperkte jacht, visscherij en het rietsnijden, en liet gedurende eenige zomers geen bezoekers toe bij de nesten. Thans is het zoover, dat de vogels twee zomers achtereen hun nesten gebouwd hebben in dezelfde plaats in den alleruitersten Zuid-Oosthoek en het aantal nesten was in 1922 zeer bevredigend. Maar uit alles blijkt, hoe gevoelig deze dieren zijn voor iedere eenigszins elangrijke verandering in het aspect van het landschap, in de omgeving van hun broedplaats.
Het zou o.i. daarom onverantwoordelijk zijn, om binnen den ringdijk van het Meer een spoorwegdam aan te leggen. Zelfs meenen wij bedenkingen te moeten opperen tegen het leggen van zulk een dam buiten het meer op een afstand van minder dan honderd meter van den ringdijk zelve. Wanneer de lepelaars in het vroege voorjaar aankomen, meestal in de tweede helft van Februari, dan houden zij zich niet alleen op in hun eigenlijke verblijfplaats in den Zuid-Oosthoek, maar ook in het gebied van de eendenkooi en in de boschjes en weiden naar den Bussemschen kant en vooral de eventueele spoorwegkruising zou niet nalaten hen te verontrusten. Indien de ontwerper van de spoorlijnen even de moeite genomen had om inlichtingen in te winnen aan het kantoor der Vereeniging tot Behoud van Natuurmonumenten, Heerengracht 260-266 zou veel moeite en gewrijf en geschrijf voorkomen kunnen zijn.
Ook indien er in het geheel geen lepelaars in het Naardermeer huisden zou het als een ernstige schennis beschouwd moeten worden, indien aan de thans ontworpen plannen uitvoering werd gegeven, want ook nog in heel andere opzichten dan als broedplaats voor lepelaars en andere zeer zeldzame vogels, heeft het Meer beteekenis als natuurmonument.
(Wordt vervolgd).
Jac. P. Thijsse
Archief Heimans en Thijsse Stichting
De bovenstaande column komt uit het archief van de Heimans en Thijsse Stichting. Het archief zit boordevol verhalen, gedachten, correspondenties, ideeën en beelden van natuurbeschermers uit het verleden. Ze geven ons inzicht in hoe de natuur vroeger was, hoe men tegen de natuur aankeek en wat men deed of had moeten doen om de natuur te beschermen. In de archieven zitten nog heel veel onontdekte pareltjes.
Tekst: Arnold van Vliet, Heimans en Thijsse Stichting en Wageningen University & Research
Foto's: Bart Vastenhouw, Saxifraga; De Amsterdammer, Heimans en Thijsse Stichting