Bijenwolfmannen nauwelijks meer te vinden
ARK Rewilding NederlandHet water in de rivieren staat historisch laag; het is al haast niet meer voor te stellen dat vorig jaar zomer het water van dijk tot dijk stond. Hoge plekjes in de uiterwaarden werden toen drukbezet door vluchtende dieren, zoals grondbroedende insecten. Jeroen Helmer, ecoloog en tekenaar bij ARK, bracht de gangen van bijenwolven en andere insecten minutieus in kaart.
Een paar dagen na de hoogwatergolf bezocht hij een stierenkuil aan de Bizonbaai in de Ooijpolder. Hij vond er een drukte van verschillende grondbroedende insecten en hun gangen. Hieronder zijn de veldnotities te zien: de lengte van de gangen, de richting waarin gegraven is, en de naam het het geslacht van de bewoners - als die zich melden. Bij deze inventarisatie werden tweeduizend overnachtingsholen van mannetjes van de bijenwolf gevonden, waarvan honderd bewoond waren.
Hoewel ze een hoge vluchtplaatsen hadden opgezocht, verdronken er toch veel gravende insecten. Dat lijkt de oorzaak te zijn van het instorten van populaties van onder andere de bijenwolven. Dit is de situatie nu, zomer 2022. In dezelfde stierenkuil is het aantal gangen beduidend minder, en er zijn geen slaapholen van bijenwolfmannen meer te vinden.
Op bijenjacht
De bijenwolf is een graafwesp waarvan de vrouwtjes honingbijen vangen. Ze eten dan eerst de honingdauw op die de honingbij bij zich heeft. De bij wordt vervolgens het zelfgegraven nest ingesleept en dient als voedsel voor de nieuwe generatie. Vrouwtjeswespen graven gangen van dertig centimeter tot een meter diep, en maken daarvoor graag gebruik van de steile wanden in stierenkuilen. Bijenwolfmannen zijn kleiner dan de vrouwtjes, en jagen niet op honingbijen. Ze eten nectar, en worden bezocht door de vrouwtjes voor de bevruchting. De mannen graven hun eigen, korte overnachtingsholen. Daarvan was er dit jaar dus niet een meer te vinden op een eerder populaire plek.
De bijenwolf in actie (Bron: Team Candiru)
Topjaar in de stierenkuil
“Vorig jaar was wel een topjaar voor hoogwatervrije kuilen, omdat alle insecten naar hoger gelegen delen werden gejaagd,” zegt Helmer. Hij heeft de afgelopen vijf jaar gekeken naar het gebruik van de stierenkuilen door insecten. Dat doet hij door de insecten langdurig te observeren, zonder ze te vangen, en de positie van de insectenholen in kaart te brengen. Dat laatste helpt hem om later te kunnen zien welke dieren broedsucces hadden.
Stierenkuilen worden door stieren van rund en wisent gemaakt, vooral in de bronsttijd. Om elkaar te imponeren schrapen ze met hun poten over de grond en werpen het zand op. Uiteindelijk blijft er een kuil met een steile rand over. Die kuilen zijn kleine biodiversiteitshotspots. Ze leveren kiemgrond voor pionierplanten, nestgelegenheid voor zeldzame wespen en bijen en ze zijn een leefgebied voor talloze andere insecten.
Het leven van insecten langs de rivieren staat altijd bloot aan een grote dynamiek. Dit jaar is er grote droogte waardoor zelfs de taaiste nectarplanten als kruisdistels stilvallen, en insecten weinig voedsel hebben. Vorig jaar was het omgekeerde het geval, en verdronken de insecten bij het hoogwater. Winterhoogwaters zijn daarentegen geen probleem. “De larven hebben zich dan in een cocon ingesponnen en gaan in diapauze. Er vindt dan nauwelijks stofwisseling plaats en de dieren hebben navenant weinig zuurstof nodig."
Helmer vraagt zich af wat de gevolgen zijn voor de bijenwolf: "De kuilen lijken de beesten toch niet te hebben gered, er zijn dramatisch minder bijenwolven dan vorig jaar. Of hebben de overlevers zich verspreid over het ontvolkte gebied dat dit jaar in lagere delen vrijkwam? We zullen de volgende jaren zien hoe veerkrachtig de populatie is.”
Tekst: Iris Roggema, ARK Natuurontwikkeling
Foto’s: Jeroen Helmer, ARK Natuurontwikkeling
Film: Team Candiru