Zoektocht naar riflocaties bijna verzand op Doggersbank
ARK Rewilding NederlandDe Noordzeenatuur staat onder druk en natuurlijke riffen met een hoge biodiversiteit zijn zo goed als verdwenen. De afgelopen jaren heeft ARK Natuurontwikkeling onder meer met Bureau Waardenburg ideeën ontwikkeld om het herstel van schelpdierriffen op zee op gang te krijgen, zoals kooien waarin oesters ongestoord kunnen groeien en de oesterwieg – een constructie waarin met babyoestertjes bevruchte, lege schelpen in zee gezet kunnen worden en zo een zaadbom voor wilde schelpdierriffen kunnen worden.
“Dat is maar een begin,” zegt Gijs van Zonneveld, een van de projectleiders van het ARK Noordzee-programma. “Op de immense schaal van de zee zijn het echt kleine interventies. Maar zodra je wilde, natuurlijke successie krijgt – uitgroeiende, natuurlijke riffen – dan krijg je zoveel meer larven in het water. Tien-, honderdduizenden. Als je dan goede vestigingsplaatsen hebt, kan het ineens hard gaan.”
De herstelmaatregelen zijn dicht bij de kust getest. Nu is het tijd om op te schalen en in open zee te experimenteren. De Doggersbank – een ondiep gebied aan de noordgrens van het Nederlandse deel van de Noordzee – leek hiervoor een geschikte plek. Het water is er helder en het licht dringt ver door, tot op de ondiepe bodem. Dit zorgt voor veel algen die aan de basis van de voedselketen staan. ARK voer uit. Met sonar gingen ze op zoek naar bodemvariatie en harde ondergronden, ze filmden de bodem, namen er monsters van, en met aas lokten ze de aanwezige zeedieren voor de lens.
Helaas vielen de vooraf gekozen locaties voor tests met schelpdierbankherstel de zee-ecologen van ARK tegen. De indruk aan boord was: overal zand, weinig leven. Zand is geen goed nieuws voor beginnende oestertjes en andere rifvormers. Sterke, volwassen riffen zouden nou juist wél die zandverplaatsingen onder water kunnen beperken en een basis vormen voor ander leven. Een vicieuze cirkel. “Er is zo’n hoge zanddynamiek in de Noordzee dat de hellingen en hoogtes op de Doggersbank aan het verdwijnen zijn. Stormen woelen hier de bodem om. Zo zien we vooral zand, net als elders op de Noordzeebodem,” zegt Van Zonneveld.
Zandbodem in de Noordzee
Zijn collega Jeroen Kwakkel van Bureau Waardenburg die ook mee was aan boord, nuanceert dat als je de Noordzeenatuur wilt rewilden er meer opties zijn dan alleen schelpdierriffen op harde bodem. “Ook zandbodems met veel schelpmateriaal, zoals we die ook zijn tegengekomen tijdens de expeditie, zouden geschikt kunnen zijn voor riffen. Ja, sommige stukken zand zijn zo goed als dood, andere blijken als je ín de bodem kijkt toch vol leven te zitten. Dit laatste bleek ook uit bodemmonsters die we genomen hebben: geen grote aantallen, maar wel degelijk vlokreeftjes, kleine zeesterren en wormen. We zijn benieuwd wat er de komende weken uit de verdere analyses komt van het verzamelde bodem- en beeldmateriaal en het eDNA-onderzoek.” Bij de expeditie waren twee onderzoekers van Wageningen Marine Research die monsters namen om leven aan te tonen met DNA-sporen in het water.
Franks paradijs
"Waar zou jij eigenlijk gaan kijken?", vroegen de expeditieleden ten slotte aan schipper Frank van het expeditieschip MS Tender. Als Frank Loonstra niet met een boot vol ecologen en natuurontwikkelaars rondvaart, gaat hij met sportvissers de zee op. Hij wist nog wel een stekkie waar ze meestal goed konden vissen. Hij was zelf ook nieuwsgierig hoe het er op de bodem uit zou zien.
“Met de onderwatercamera’s zagen we de zwerfkeien die zijn visstek tot een onderwaterparadijs maken. Het is maar klein, tien bij veertig meter," zegt Gijs van Zonneveld. “Geniaal dat hij dat weet te vinden op die enorme zee. Je ziet meteen meer rifsoorten. Dit past dus precies bij onze ideeën over wat nodig is om het ecosysteem op te krikken. Ik denk dat we met onze rewilding-maatregelen moeten aansluiten bij die kleine paradijsjes die er nog wel zijn. Zoals bij de wrakken die we vorig jaar bezochten, bij natuurlijke grindbanken en de stenenstapels, en zo stap voor stap meer stabiliteit in het zand creëren en het daar aanwezige leven plek geven om uit te breiden. Misschien moeten we beginnen op plekken waar vissers niet komen omdat de bodem te ruig is. Op de Klaverbank bijvoorbeeld. Daar heb je stenen. En meer vis. En wellicht in dieper water, waar de impact van storm minder groot is.”
“Vergeet niet dat de dynamiek van zand ook bij de Noordzeenatuur hoort,” zegt Jeroen Kwakkel. “Zandbanken die niet door mensen zijn verstoord, waar soorten zitten die helemaal aangepast zijn om te overleven onder een plotselinge lading zand, die in staat zijn daar weer bovenuit te groeien, dat is óók wilde natuur.”
Tekst: Iris Roggema, ARK Natuurontwikkeling
Foto's: Ernst Schrijver, ARK; Gijs van Zonneveld, ARK; Bureau Waardenburg; Gwenaël Hanon, ARK