Een teveel aan stikstof in de bodem. Hoe ontstaat dat?
Marijn: "Het gaat om twee processen: vermesting en verzuring. Vermesting betekent dat er stikstof bij komt in het ecosysteem. Denk aan uitlaatgassen van auto’s waarmee stikstofoxide de lucht in gaat en ammoniak uit de veeteelt die uit mest vrijkomt. De twee stoffen verspreiden zich via de lucht en komen uiteindelijk weer in de bodem terecht. Naast vermesting leidt neerslag van deze stoffen ook tot verzuring van de bodem."
Joost: "In bijna driekwart van de gebieden wordt de stikstofnorm overschreden en in veel gevallen echt fors. Bij de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS) nam de overheid aan dat de uitstoot van stikstof zou dalen en we in de dertig jaar tijd uiteindelijk bij die norm terecht zouden komen. Ondertussen konden we nog wel wat ruimte geven aan nieuwe uitstoters van stikstof. Maar het probleem is: alles wat er nu nog bij komt, zorgt voor een verdere verslechtering van de habitatkwaliteit. Om deze reden is de PAS in 2019 ongeldig verklaard door de Raad van State."
Marijn: "Daar komt bij dat de laatste tien jaar de stikstofneerslag niet echt meer daalt en rond sommige gevoelige natuurgebieden zelfs wat stijgt."
Hoe zien we dat terug in ons landschap?
Joost: "Stikstof is een voedingsstof die ervoor zorgt dat planten die er veel van kunnen verwerken, harder gaan groeien. Grassen zijn daar het bekendste voorbeeld van. In open gebieden zoals heideterreinen en duinen rukt gras daardoor snel op en verdwijnen kruiden."
Marijn: "Meer gras zorgt voor een koeler en vochtiger microklimaat, wat het leven voor insecten lastig maakt. Veel insecten hebben kale grond en droogte nodig om te overleven."
Joost: "Ammoniak heeft nog meer invloed. Dat wordt door planten opgenomen uit de bodem. Dit proces zorgt ervoor dat de bodem versneld verzuurt en bodemmineralen sneller uitputten. In hele schrale bodems zorgt dit uiteindelijk voor interne bodemvergiftiging, waardoor gevoelige kruiden niet meer kunnen overleven. Vooral in droge zandgronden is dat een groot probleem. De voedselkwaliteit van planten neemt hierdoor ook af. Daardoor neemt ook de biomassa en rijkdom aan insectenleven af. Zo kom je bij het voedsel van vogels uit."
Noem eens een soort die daar last van heeft.
Joost: "Neem de Grauwe Klauwier. Die is gedurende het broedseizoen afhankelijk van verschillende soorten grote insecten. In de heidegebieden zijn ze behoorlijk zeldzaam geworden, want daar zijn niet voldoende prooien meer. Je ziet ze daar alleen nog als de bodem nog een beetje in orde is, zoals bij Doornspijk op de Veluwe."
Marijn: "Klauwieren zie je wel toenemen in natuurgebieden met wat rijkere bodem, zoals beekdalen en de randzones van natuurgebieden waar natuurontwikkeling plaatsvindt. Daar wordt begraasd en is de bodem vaak niet zo schraal en wat vochtig."
Zulke gebieden compenseren de misère op de heide voor Grauwe Klauwieren. Zijn er soorten die heel duidelijk in de knel zitten door stikstof?
Joost: "Voor het Korhoen is de stikstofdepositie de nekslag. Op de Sallandse Heuvelrug, waar de laatste Korhoenders zitten, bemonster ik al jaren de chemie van de bodem en struikheide. We trekken ook sleepnetten door de heide om het rupsenaanbod te bekijken. In de struikheide zit te veel stikstof, waardoor er maar weinig rupsen zijn. Die zijn juist van levensbelang voor opgroeiende kuikens van Korhoenders. Deze sterven letterlijk van de honger. Hier speelt ook nog mee dat struikheide eerder in het voorjaar uitloopt. Dit wordt vaak als een gevolg van klimaatverandering gezien, maar minder bekend is dat de toename van stikstof hier óók aan bijdraagt. Rupsen blijken in staat om mee te bewegen met deze vervroeging van het seizoen. Het Korhoen kan dat echter niet zo goed bijbenen. Het gevolg is dat de weinige rupsen die er nog in de heide aanwezig zijn in aantal pieken in de periode dat het Korhoen nog op de eieren zit."
Dat is dus een andere situatie dan in de duinen. In de stukken waar nog Tapuiten broeden blijkt er nog wel voldoende voedsel voor hun jongen te zijn. Toch speelt ook daar de stikstofproblematiek.
Marijn: "In de duinen is het probleem dat konijnen grotendeels verdwenen zijn en het gras door vermesting snel opkomt. Tapuiten rennen achter insecten aan en dat gaat nu eenmaal niet in hoog gras. In dichtgroeiende duinen kunnen ze hun prooien niet meer bejagen, ook als die er nog wel zijn."
Joost: "Korhoenders komen hun hele leven niet van hun geboortegrond af. En de meeste Tapuiten komen ieder jaar terug naar precies hetzelfde stukje schrale grond. Bij zulke honkvaste soorten lijken dit soort processen het duidelijkst invloed te hebben. Althans, we kunnen het daar ook het beste meten. Bij vogels die uitwijkmogelijkheden hebben is het veel moeilijker om de rol van stikstof in hun systeem te zien."
Marijn: "Daar vind ik de Nachtzwaluw een aardig voorbeeld van. Je zou denken: minder insecten op de heide, dus een probleem. Maar Nachtzwaluwen bestrijken een groot jachtgebied en vliegen gerust een bos of een beekdal in. Bij prooionderzoek samen met Sovon zagen we in 2005 dat ze vooral van een paar nachtvlindersoorten profiteren die recent zijn toegenomen. Die vlinders profiteren op hun beurt waarschijnlijk weer van het warmer wordende klimaat."
Joost: "Een duidelijke link met stikstof is er niet voor de Nachtzwaluw. Het verschilt erg per vogelsoort en gebied of hij gevoelig is. Zo subtiel moet je dus ook kijken. Gooi nooit alles op een hoop."
Specialistenwerk dus. Zien jullie aanknopingspunten om te helpen bij dit soort onderzoek?
Joost: "In bossen op arme gronden zit er te weinig kalk in de bodem door verzuring. Hierdoor nemen prooien met een kalkskelet sterk af. Van een zeer arm deel van de Veluwe weten we dat dit voor kalkgebrek in het skelet van Koolmezen zorgt. Bij de alom aanwezige, generalistische Koolmees zie je dit probleem misschien niet meteen terug in de aantallen en het broedsucces. Maar zoom eens in op honkvaste mezen in naaldbossen: Zwarte Mees en Kuifmees. Hebben die er meer last van?"
Marijn: "Je zou in nestkastjes van deze soorten in verschillende bossen kunnen kijken. Aan het broedsucces kun je misschien zien waar de verzuring het sterkste doorwerkt."
Dit interview verscheen in 2019 in het blad Sovon-nieuws. Naar aanleiding van de recente kabinetsbesluiten halen we het weer even naar boven en hebben we het aangevuld voor de lezers van NatureToday.
Meer informatie
In het door het Wereld Natuur Fonds uitgegeven Living Planet Rapport 2020 ‘Natuur en landbouw verbonden’ (pdf; 13 MB) staat een verkennende analyse van de ontwikkelingen van vogels, dagvlinders en reptielen in heide- en bosgebieden op de zandgronden, op basis van telreeksen van Sovon, Vlinderstichting en Ravon. Gebieden met een zeer hoge stikstofdepositie werden vergeleken met gebieden met een hoge stikstofdepositie (gebieden met een lage stikstofdepositie zijn er niet meer). Zowel in bos als op de heide deden karakteristieke dierpopulaties het gemiddeld slechter bij een zeer hoge stikstofdepositie.
Momenteel voeren Sovon, Stichting Bargerveen en BioSfeer een onderzoek uit naar insectenetende vogels in het kader van het Kennisnetwerk Ontwikkeling en Beheer Natuurkwaliteit (OBN). We willen onder andere weten welke eigenschappen de vogels het meest kwetsbaar maken voor stikstofeffecten. Denk aan soorten die op een open bodem foerageren en last hebben van vergrassing. Of juist aan soorten met een sterke voedselspecialisatie van niet-kalkhoudende prooien, die last hebben van verzuring.
Tekst: Albert de Jong, Sovon Vogelonderzoek Nederland
Foto's: Harvey van Diek (leadfoto: Grauwe Klauwier); provincie Gelderland; Jan Sleurink; Sovon