Gefaseerd knotten voor hommels
EIS Kenniscentrum InsectenKnotwilgen zijn niet weg te denken uit het Nederlandse landschap. In vroegere tijden vormden de wilgentakken een belangrijke grondstof voor bijvoorbeeld manden en beschoeiingen. Inmiddels worden de meeste wilgen geknot door overheden, natuurorganisaties en vrijwilligers om deze traditie in stand te houden. Dat knotwilgen een prominente cultuurhistorische bijdrage leveren aan het landschap is duidelijk. Ook weten we dat de wilgen een broedplek vormen voor steenuilen, ringmussen en andere vogels. Wat minder bekend is, is dat de wilgenkatjes in het vroege voorjaar een belangrijke voedingsbron vormen voor vroeg actieve insecten zoals hommels en andere bijen.
De hommelkoningin
In het vroege voorjaar ontwaakt de hommelkoningin in haar overwinteringsplek. Ze poetst zichzelf goed schoon en slaat de vleugels uit. Dan stijgt ze op en gaat op zoek naar wat nectar om aan te sterken. Zo vroeg in het jaar is er echter nog niet veel voedsel te vinden. Ze zal paardenbloem en groot hoefblad aandoen, maar al snel op zoek moeten naar een rijkere voedingsbron om genoeg stuifmeel voor haar eerste larven te verzamelen.
Voor hommelkoninginnen en andere insecten die al in maart actief zijn, zijn bloeiende wilgen een rijke voedselbron in een verder nog bloemarm landschap. De wilgenkatjes bloeien dan massaal en bieden veel nectar en stuifmeel. Als de wilgen echter allemaal tegelijkertijd geknot worden, vindt er plots een kaalslag plaats op een plek waar het voorgaande jaar veel hommelkolonies zijn gevestigd bij door de voor koninginnen aantrekkelijke bomen. Plots moeten de insecten (veel) verder vliegen om voedsel te vinden, een onderneming die kostbare energie kost in de frisse lente.
Gefaseerd knotten
Helaas zien we nog steeds veel wilgenlanen die telkens geheel geknot worden. Deze wilgen komen in het volgende voorjaar niet tot bloei. Er is dan in de lente weinig voedsel te vinden voor ontwakende bloembezoekers. Het kan ook anders. Door niet alle wilgen in één keer te knotten, blijft er altijd leefgebied aanwezig voor vogels en zijn er elk voorjaar wilgenkatjes voor insecten. Hierbij is de laan om-en-om knotten een goede optie. Nog gevarieerder kan ook: wilgen worden dan om de drie tot vijf jaar geknot en in elk van de jaren kan een deel worden aangepakt. Zo ontstaat de hoogste diversiteit in leeftijden van de wilgentenen en dus ook de grootste variatie aan kleine leefgebieden.
Kortom, niet alle wilgen in één keer knotten, maar elke lente zorgen dat er veel bloeiende wilgenkatjes zijn. Voor de ontwakende hommelkoningin is het een verschil van levensbelang!
Tekst: Linde Slikboer, EIS Kenniscentrum Insecten
Foto's: Niels Godijn; Pieter Haringsma; Bram Koese; Menno Reemer