Het belang van akkerranden voor vogels in het najaar
Grauwe Kiekendief - Kenniscentrum AkkervogelsIn het Buijtenland van Rhoon in Zuid-Holland zijn de laatste jaren veel akkerranden ingezaaid. Binnen het natuurinclusieve landbouw-experiment in de Zegenpolder is daarmee al begonnen in 2017. In de ingerichte polder met hoogwaardige akkernatuur is 5,9 hectare akkerrand gerealiseerd. Om meer inzicht te krijgen in het gebruik van deze akkerranden in het najaar, is in deze polder door (toenmalig) student Cornelis Fokker van Wageningen University in 2018 onderzoek gedaan.
Vogeltellingen in het najaar
Gedurende tien weken van augustus tot en met begin oktober werden dertien akkerranden doorkruist en maar liefst 21 vogelsoorten aangetroffen (zie onderstaande figuren). Zaadeters waren over het algemeen veel talrijker aanwezig dan insectenetende vogels. Grasmus en paapje waren de meest voorkomende insecteneters; kneu, putter en rietgors waren de talrijkste zaadeters die gedurende de gehele studieperiode aanwezig waren. Insecteneters waren slechts periodiek aanwezig. Paapje kwam van eind augustus tot september voor, kleine karekiet en grasmus werden alleen in augustus waargenomen. Roodborsttapuit was gedurende de gehele periode aanwezig. Akkerranden lijken dus een positief effect te hebben op het voorkomen van vogels in het najaar.
Ringonderzoek in akkerranden
Tijdens het onderzoek werden niet alleen vogels geteld in de akkerranden, maar ook geringd en gemeten. Hieruit bleek dat de meeste zaadeters een lokale herkomst hadden, wat we afleidden uit het feit dat ze actief aan het ruien waren. De kneuen, putters en rietgorzen zijn met hun uitgevlogen jongen waarschijnlijk vanuit de nabije omgeving naar de akkerranden in de Zegenpolder getrokken. De akkerranden bieden voor deze families in het najaar dan een goede plek om voedsel te zoeken. De meeste insectenetende vogels bleken niet te ruien, maar hadden wel vetreserves. Dit duidt erop dat dit trekvogels van elders zijn die de Zegenpolder als tussenstop gebruiken. Trekvogels maken dit soort tussenstops in relatief goede habitats, wat de waarde van akkerranden benadrukt. De akkerranden vervulden in het najaar op deze manier een dubbelfunctie en waren dus zowel belangrijk voor lokale broedvogels als doortrekkers.
Belang van kruidenrijkdom
In de akkerranden met een grote kruidenrijkdom kwamen meer vogelsoorten, meer soorten insecteneters en een groter aantal insecteneters voor (zie onderstaande figuur). De meer kruidenrijke akkerranden lijken dus een beter voedselaanbod te bieden voor insecteneters, waardoor de aantallen daar hoger waren. Een hogere vegetatie in de akkerranden had juist een positief effect op het aantal zaadeters. Dit komt vermoedelijk omdat de meeste zaadeters foerageerden op wilde cichorei, een relatief hoge plantensoort. Mogelijk had ook de aanwezigheid van rietkragen langs randen een positief effect op het voorkomen van vogels, omdat dit schuilgelegenheid creëert, maar dat kon niet worden aangetoond in de studie.
De duidelijke link tussen de vegetatiestructuur en het voorkomen van vogels biedt handvatten voor het beheer van akkerranden. Het vergrassen van akkerranden maakt ze minder aantrekkelijk voor vogels. Belangrijk is daarom randen met minder grassen in te zaaien, randen te verschralen (maaisel afvoeren), of randen regelmatig te vernieuwen. Aangezien ook meerjarige akkerranden belangrijk zijn, is het advies om variatie in de leeftijd van randen binnen een gebied te creëren.
Kortom, in het najaar blijken akkerranden voor zowel lokale broedvogels als voor doortrekkende insecteneters van belang, waarbij de kruidenrijkdom in de akkerranden een belangrijke rol speelt.
Meer informatie
- Artikel 'Belang van akkerranden voor insect- en zaadetende vogels in het najaar' in De Levende Natuur. Een pdf van het artikel is op te vragen bij Cornelis Fokker.
Tekst: Cornelis Fokker, Grauwe Kiekendief - Kenniscentrum Akkervogels (GKA)
Foto’s: Niels Godijn (leadfoto: putters in de Zegenpolder); Cornelis Fokker