Nieuwe broedvogelatlas van heel Europa: een mijlpaal
European Bird Census Council, Sovon Vogelonderzoek NederlandDeze atlas volgt het vorige naslagwerk op, dat in 1997 verscheen en vooral gegevens uit de jaren tachtig bevatte. De nieuwe broedvogelatlas is gebaseerd op tellingen uit de periode 2013 tot 2017. Onder leiding van de European Bird Census Council (EBCC) verenigden vogelorganisaties uit heel Europa zich om gegevens op een schaal van 50 x 50 kilometer te verzamelen en op een wetenschappelijke manier te bewerken. Zo werd ook een vergelijking met de vorige atlas mogelijk. Een monsterklus, waarvoor ook de uitgestrekte toendra’s tot aan de Oeral speciaal werden bezocht.
Verdwenen en verschenen
Ondanks de overduidelijke veranderingen die zijn opgetreden in Europese landschappen en het klimaat, is het aantal volledig verdwenen soorten gelukkig maar beperkt. Het betreft onder andere de vechtkwartel, die eerder nog voorkwam in Spanje. Ook het aantal nieuwe broedvogels is beperkt. Een voorbeeld daarvan is de huisgierzwaluw, die zich in Zuid-Spanje vestigde.
Grote veranderingen
Toch zijn er grote veranderingen te zien. Op grond van de vergelijkingen is duidelijk dat 35 procent van alle inheemse soorten zijn areaal heeft uitgebreid. Voorbeelden daarvan die ook in Nederland voorkomen zijn de zwartkopmeeuw en de koereiger. Daarentegen laat 25 procent van de soorten een krimp zien. Voorbeelden daarvan zijn de kemphaan en de ortolaan, de soort die op de voorkant van het boek prijkt. Ook laten de gegevens zien dat de gemiddelde ligging van de arealen sinds de laatste atlas met 28 kilometer naar het noorden is verplaatst, dat betekent een kilometer per jaar.
De Spaanse Sergi Herrando, één van de coördinatoren, zegt daarover: “Regio’s in het noorden van ons continent hebben er soorten bij gekregen, terwijl er in het zuiden verlies te zien is. Een groep die eruit springt zijn de boerenlandvogels. In het Mediterrane gebied, in West- en Centraal-Europa treden er grote verliezen op.”
Dit strookt met de bestaande informatie over de afname van veel boerenlandvogels door intensivering van het landgebruik. Door het opschuiven van de arealen in noordelijke richting neemt de soortenrijkdom aan bosvogels toe in noordelijke en oostelijke streken.
Hoeveel soorten?
Tijdens het veldwerk zijn 539 inheemse vogelsoorten vastgesteld als broedvogel. 59 daarvan komen voornamelijk in Europa voor (bijna endemen) en 40 soorten worden alleen in Europa aangetroffen (endemen). Er zijn maar een paar soorten die bijna overal worden gevonden, zoals de witte kwikstaart en de koekoek; ze werden in meer dan 85 procent van alle onderzochte 50x50 kilometerhokken aangetroffen. Maar meer dan de helft van de soorten komt in minder dan 10 procent van alle onderzochte hokken voor. Dat zijn soorten met een relatief klein verspreidingsgebied, zoals het Kaspisch berghoen. Dat betekent dat nogal wat landen en regio’s in Europa een speciale verantwoordelijkheid hebben voor een of meerdere soorten.
Veel exoten in de Lage Landen
In Europa broeden 57 exoten. De soortenrijkdom van deze niet-inheemse vogels is vooral groot in Nederland en Vlaanderen. Ruud Foppen, gedurende het project voorzitter van de EBCC, zegt daarover: "De Lage Landen zijn heel duidelijk en opmerkelijk genoeg een hotspot voor exoten. Neem de waterwildsoorten, waarvoor onze regio een eldorado is dankzij de milde winters, waterrijke gebieden met daaromheen voedselrijk boerenland. Kennelijk kunnen veel exoten zich hier voortplanten. De oorsprong van die populaties ligt voor een belangrijk deel bij ontsnappingen of doelbewuste uitzetting uit waterwildcollecties."
Bescherming werkt bij moerasvogels
Petr Voříšek, coördinator namens de Tsjechische Vogelbescherming, legt uit dat beschermingsbeleid helpt: “Veel soorten die Europees gezien bedreigd zijn in hun voortbestaan laten achteruitgang zien in hun verspreiding, maar er zijn wel degelijk positieve verhalen die duiden op het succes van bescherming. Tegenwoordig goed beschermde soorten zoals de zeearend laten een snelle uitbreiding zien. Dat zien we tevens bij andere soorten van moerasgebieden en wetlands, zoals de roerdomp en de kluut."
Citizen sience van Azoren tot Oeral
EBBA2 geeft ons een nieuwe referentie voor het Europees gebied dat voorheen nog nooit zo grondig in kaart is gebracht, van de Azoren tot de Oeral. Het is ook een van de grootste citizen scienceprojecten ooit, waaraan maar liefst 120.000 vogelaars meewerkten. Verena Keller van het Zwitserse Ornitologische Instituut was de projectleider en is eerste auteur van het boek. Ze stelt: "Deze atlas was alleen mogelijk dankzij de inzet van ons grote netwerk van partners uit alle hoeken van Europa en dankzij de vele vrijwilligers die belangenloos hun waarnemingen ter beschikking stelden, allemaal ten behoeve van dat prachtige doel. Dat is Europese samenwerking optima forma."
Dit project zou niet mogelijk zijn geweest zonder de inzet van de vele waarnemers, nationale coördinatoren en experts die bijgedragen hebben aan dataverzameling en interpretatie en dankzij financiële steun van sponsoren. Uit Nederland zijn de gegevens van de Vogelatlas (2013 tot 2015) opgenomen.
EBBA2 in een notendop
- 596 broedvogels
- 120.000 waarnemers
- 48 nationale partners
- 5 jaar veldwerk
- 5.110 getelde hokken van 50x50 kilometer
- 11.075.000 vierkante kilometer geteld
Het boek
- 556 soortbeschrijvingen
- 69 extra soorten beschreven in een bijlage
- 689 kaarten die de verspreiding tonen op 50x50 kilometerbasis
- 222 modelkaarten met informatie op 10x10 kilometerbasis
- 446 kaarten die verspreidingsverandering laten zien
- 568 kleurillustraties door 46 illustratoren
- 348 soortauteurs
- 960 pagina’s
Tekst: European Bird Census Council & Sovon Vogelonderzoek Nederland
Foto: Nadejda Grosu
Kaarten: European Bird Census Council
Tekeningen: Szabolcs Kókay; Eugeny Koblik