Mysterie verdwijnen en verschijnen grote aantallen eikenprocessierupsen definitief opgelost
Kenniscentrum EikenprocessierupsHet was toch wel een mysterie. Op diverse plaatsen werden de afgelopen jaren in juni en soms eind mei eiken aangetroffen die opeens vol zaten met eikenprocessierupsen in het vierde larvestadium, dus met brandharen. Het blad van deze bomen was veel minder aangevreten dan je op basis van het grote aantal ver ontwikkelde rupsen zou verwachten. Ook op locaties waar in het voorjaar preventief gespoten was met nematoden of bacteriën deed dit verschijnsel zich voor. Op basis van een aantal jaar onderzoek stellen we nu onomstotelijk vast dat we hier te maken hebben met grondnesten.
Verpoppen in de grond
In 2018 zijn twintig bomen gemarkeerd waarbij eikenprocessierupsen tussen eind juni en begin juli de bodem in kropen. De bomen werden nauwgezet gevolgd om te kijken hoe het aantal rupsen zich zou ontwikkelen. In 2019 kropen eikenprocessierupsen uit de eitjes die door vlinders in 2018 werden afgezet. Deze rupsen vormden volgens het normale patroon de karakteristieke nesten. Tot de eerste week van juni was er sprake van een homogene ontwikkeling in de bomen. Vanaf begin juni tot medio juni 2019 kwamen de eerste eikenprocessierupsen uit de grond. Deze rupsen verkeerden in het vierde larvestadium. Opeens zaten er grote plakkaten rupsen in de bomen, terwijl deze nog volop in blad stonden. De populatie uit de grond mengde zich met de aanwezige populatie in de eiken met kaalvraat tot gevolg. Vanaf 7 juli 2019 trokken de eerste groepen rupsen weer de grond in, vaak aan de voet van de eik, maar ook in muizenholen iets verder van de boom gelegen.
Om de uitkomst van de vlinders te bewaken, zijn twintig bomen gemarkeerd en voorzien van GPS coördinaten en zijn negen stammen ingepakt met horgaas. Na vernielingen bleven er zes netten over. Op 2 augustus 2019 begonnen de eerste vlinders uit de grond te komen en omhoog te kruipen langs de stam. Achter drie van de zes netten kwamen, alles bij elkaar, duizenden vlinders uit de grond achter het gaas. Opmerkelijk was dat in de dezelfde bermen ook vlinders uit het gras kwamen, ruim één meter van de eiken vandaan. Hiermee is een definitief bewijs geleverd dat eikenprocessierupsen niet alleen in de bomen verpoppen, maar ook in de grond.
Rupsen in verlengde diapauze in de grondnesten
Omdat het vermoeden al bestond dat de eikenprocessierupsen ook als rups een diapauze kennen maar dit nog nooit onderzocht was, werd besloten de netten om de stammen te laten staan en in 2020 de ontwikkelingen verder te volgen. Op dezelfde locatie werd ook de ontwikkeling van de reguliere rupsen uit de eitjes van 2019 gevolgd.
In juni kwamen eikenprocessierupsen verkerende in het vierde larvestadium op verschillende tijdstippen uit de grond. De rupsen die uit de grond kwamen bleven relatief korte tijd op de stam van de bomen aanwezig, waarna ze weer de grond opzochten op dezelfde plaats waar ze er ook uit waren gekomen in juni. Wat opvalt is dat ze geen echte nesten hebben gevormd in de boom.
Onderzoek grondnesten in beeld (Bron: Silvia Hellingman)
Om de verdere ontwikkeling van de eikenprocessierupsen te volgen, werden opnieuw rondom zes eikenbomen netten geplaatst nadat de rupsen in de bodem gekropen waren. Per boom werd geteld hoeveel rupsen er de grond in kropen. Er zijn dit jaar bredere netten gebruikt dan in 2019, omdat toen al bleek dat de eikenprocessievlinders op iets grotere afstand dan gedacht van de bomen uit het gras kwamen. Zelfs vanuit plekken midden op de bermen kwamen eikenprocessievlinders uit de grond.
Natuurlijke vijanden overleven ook in de grond
De netten werden dagelijks vroeg in de ochtend gecontroleerd op de aanwezigheid van vlinders en andere insecten, waaronder sluipvliegen en sluipwespen. In totaal zijn er vanuit de zes bomen zo’n tienduizend rupsen de grond in gekropen. Het aantal rupsen werd geteld tijdens de vervelling op de stam. Omdat ze dan langere tijd stil bleven zitten, vormde deze methode het minste risico voor contact met brandharen.
Er werden 4646 vlinders achter de netten gevangen. Dit waren 1803 mannetjes en 2843 vrouwtjes. Daarnaast werden er 2432 sluipvliegen en 273 sluipwespen gevangen. De natuurlijke vijanden gaan dus met de rupsen mee de grond in en zijn in staat om uit de grond te kruipen. De uitgevlogen sluipvliegen en sluipwespen zijn niet gespecialiseerd op eikenprocessierupsen, maar kunnen meerdere soorten rupsen parasiteren. De echte ‘parasitaire specialisten’ van de eikenprocessierups vliegen namelijk niet uit in augustus, maar overwinteren mee in de nesten.
Opvallend is dat het aantal vrouwtjesvlinders vele malen hoger is dan het aantal uitgekomen mannetjes. Normaal gesproken is de verhouding anderhalf tot twee mannetjes per vrouwtje. Het lijkt erop dat de vrouwelijke rupsen minder geparasiteerd worden door sluipvliegen en sluipwespen dan de mannelijke rupsen als ze in het vijfde larvestadium verkeren. Dit vraagt om nader onderzoek. Onbekend is of nog meer eikenprocessierupsen zich in de grond bevinden en wanneer ze eruit komen. Daarom worden de bomen in 2021 wederom voorzien van netten om te kijken of er nog meer rupsen, vlinders of parasieten uit de grondnesten komen.
Eiafzet laag op de bomen
Eerder meldden we al dat vlinders die uit de grondnesten komen ook eitjes afzetten op de scheuten op de stam van de boom en niet alleen maar boven in de boom, zoals eerder gedacht. Om hierover een definitief bewijs te krijgen, zijn vijftig bomen die grondnesten hadden in Gelderland, Drenthe, Overijssel en Friesland geïnventariseerd. In totaal zijn op deze bomen 78 eipakketjes aangetroffen op de stamscheuten. Eikenprocessievlinders die uit de grond komen paren dus ook lager op de stam en indien een stamscheut aanwezig is, wordt ook deze benut voor het afzetten van het eerste deel van de eitjes. Een eikenprocessievlinder zet het eerst deel af (ongeveer 200-250 eitjes) en vliegt daarna weg met de resterende eitjes (30-50) om verder weg de resterende eitjes af te zetten. Dit gedrag is vergelijkbaar met de dennenprocessierupsen die ook eitjes vrij laag afzetten op zaailingen van dennen. De eikenprocessierupsen die uit deze eitjes kwamen verbleven tot het derde larvestadium laag in de bomen. Daarna zochten ze de hogere delen van de bomen op en ontwikkelden zich daar verder.
Inmiddels zijn de eitjes dit jaar alweer afgezet op de bomen. In de eitjes bevinden zich al volledig ontwikkelde rupsjes die in feite al helemaal ‘klaar’ zijn voor het volgende jaar. Zie onderstaande filmpje.
Conditie van de eikenprocessierups-eitjes onderzocht (Bron: Silvia Hellingman)
Gevolgen grondnesten voor beheersing eikenprocessierups
De aanwezigheid van grondnesten maakt de beheersing van de eikenprocessierups nog ingewikkelder. De rupsen in de grondnesten omzeilen de preventieve bespuitingen van eiken met nematoden en bacteriën. De bespuitingen worden namelijk al eerder in het seizoen gedaan. De meeste rupsen komen pas in juni uit de grond en hebben dan al brandharen, waardoor bespuitingen dan niet meer kunnen. Het betekent dus dat je als boomeigenaar de bespoten locaties ook later in het seizoen nog goed in de gaten moet houden en er bedacht op moet zijn dat je op risicolocaties nog voldoende capaciteit moet hebben om eikenprocessierupsen weg te zuigen.
Het wegzuigen van nesten en rupsen uit de bomen voordat de vlinders uitvliegen en weer eitjes afzetten is geen garantie dat er geen eitjes afgezet worden in je bomen. De vlinders die uit de grondnesten komen heb je niet weg kunnen zuigen. Het kan dus verstandig zijn om bedacht te zijn op de aanwezigheid van grondnesten door bijvoorbeeld te kijken of je verlaten nesten ziet.
Doordat vlinders die uit grondnesten komen veel eitjes op stamscheuten afzetten, kan het verwijderen van stamscheuten na de vluchtperiode een manier zijn om veel eitjes te verwijderen.
We hebben vastgesteld dat sluipvliegen en sluipwespen met de eikenprocessierupsen de bodem in gaan en daar hun cyclus kunnen voltooien. Het stimuleren van natuurlijke vijanden is dus ook voor de beheersing van grondnesten een interessante optie.
Tekst: Kenniscentrum Eikenprocessierups: Silvia Hellingman, Hellingman Onderzoek en Advies; Arnold van Vliet & Hidde Hofhuis, Wageningen University; Henry Kuppen, Terra Nostra; Henk Jans, Jans Consultancy Gezondheid en Milieu; Joop Spijker, Wageningen Environmental Research
Foto’s en film: Silvia Hellingman
Dit onderzoek is mede gefinancierd door: provincies Drenthe, Friesland en Overijssel en de gemeenten Westerveld, Weststellingwerf, Steenwijkerland. Topsector Agri&Food en Topsector tuinbouw & uitgangsmaterialen