Jonge Nederlandse rode wouwen in eerste levensfase vaak in Duitsland
Grauwe Kiekendief - Kenniscentrum AkkervogelsDoor het jaarlijks voorkomen van broedende rode wouwen in Nederland sinds 2010 en een toename vanaf 2015 ontstond de vraag of er sprake is van specifieke landschaps-karakteristieken die een levensvatbare populatie mogelijk maken. Daarbij is het belangrijk te weten of onze populatie zichzelf 'bedruipt' of dat we afhankelijk zijn van voortdurende toestroom vanuit de ons omringende landen. In de jaren tachtig en negentig van de vorige eeuw werden in Nederland tientallen gestorven rode wouwen onderzocht, waarbij bleek dat ze grotendeels slachtoffer werden van vergiftiging. Voorzichtige vestiging van broedvogels werd toen in de kiem gesmoord. Dit probleem lijkt nu iets minder groot geworden, maar aan de andere kant is er nieuw gevaar ontstaan in de vorm van het groeiende aantal windparken. Om meer te weten te komen over ruimtegebruik en sterfte na het uitvliegen, worden sinds 2018 zoveel mogelijk jongen uitgerust met kleurringen. In 2019-2021 is bovendien voorzien om een deel van de jongen met een GPS-zender te volgen. In 2019 en 2020 zijn inmiddels 21 dieren met een GPS-GSM logger uitgerust, waarvan vier in Drenthe, vijf in Overijssel, vijf in Gelderland en zeven in Limburg. Ook in Duitsland, België en Luxemburg lopen soortgelijke studies, zodat we ook meer te weten kunnen komen over uitwisseling van individuen tussen populaties.
Sterfte
Van de 21 gezenderde jongen stierven er tot dusver zes, waarvan één voor het uitvliegen door verstoring door filmers en fotografen bij het nest. De andere vijf kwamen om het leven op een treinspoor (2), door aanvaring met een windturbine (1) of met onbekende oorzaak (2). De vogels die op het treinspoor stierven worden nog onderzocht om te weten te komen of ze als gevolg van een aanvaringen met een trein of door elektrocutie van de bovenleiding stierven. De twee individuen met onbekende oorzaak worden nog onderzocht op sporen van vergiftiging. De overige 15 vogels zijn thans nog in leven.
Migratie en verspreiding
Van de acht vogels uit 2019 die de eerste winter in Zuid-Europa overleefden, bereikte in 2020 de helft Nederlands grondgebied tussen eind maart en begin april. De overige dieren kwamen pas later aan, tussen eind april en begin juni. De vogels gebruikten grote delen van Zuid-Drenthe, Salland, Twente en de Achterhoek, en delen van Noord-Drenthe en de Veluwe (Figuur 1). Vanaf juni verplaatste het grootste deel van de vogels zich naar gebieden in Noord- en Oost-Duitsland en Oost-België, waar ze een groot deel van de zomer tot in september verbleven (Figuur 1; rode gebieden).
De nieuwe generatie vogels uit 2020 verplaatste zich in de eerste dagen van onafhankelijkheid ook grotendeels naar Duits en Belgisch grondgebied (Figuur 1; blauwe gebieden). Een Gelderse vogel vertoefde enkele weken op Terschelling en Ameland en verblijft thans nog in Noord-Groningen. Een Limburgse vogel vertrok in de eerste dagen al naar het zuiden en zit thans in Zuid-Frankrijk. Daarnaast vertrok ook een Overijsselse tweede vogel al tijdig naar het zuiden, overeenkomend met zijn gedrag in 2019. De actuele locaties van de vogels zijn online te volgen.
Het project is mogelijk gemaakt door de provincies Limburg en Drenthe, mede gefinancierd door het IJsvogelfonds van Vogelbescherming Nederland. Een deel van de zenders uit 2019 is gesponsord door Werkgroep Roofvogels Nederland, Vogelwerkgroep Noordwest-Achterhoek, en Jeroen de Bruijn.
Tekst: Stef van Rijn, Willem van Manen; Tonio Schaub, Grauwe Kiekendief - Kenniscentrum Akkervogels
Foto's: Stef van Rijn; Ronald Messemaker; Arjan Verbiest