Visdief in de vlucht

Broedende sterns en plevieren aantrekken én behouden

Vogelbescherming Nederland
4-AUG-2020 - Op de Marker Wadden wordt onderzocht hoe aangelegde eilanden langdurig geschikt kunnen blijven als broedgebied voor bedreigde sterns en plevieren. Vogelbescherming wil weten welke bodembedekking het meest geschikt is om begroeiing tegen te gaan. Dat wordt onderzocht door een broedgebied met verschillende typen bodembedekking te creëren.

Natuurlijk verschijnsel

Visdief, dwergstern, bontbekplevier en strandplevier zijn een paar goede voorbeelden van vogelsoorten die ‘pioniersoorten’ heten. Ze broeden bijna uitsluitend op kale of schaarsbegroeide terreinen, waar ze hun eieren gewoon op de grond leggen: tussen schelpen, grind of op het zand.

Dat doen ze het liefst op eilanden, zandbanken en dergelijke, omdat daar nauwelijks roofdieren en mensen komen. In situaties met veel natuurlijke dynamiek – aan de kust, in rivierdelta’s en langs grote rivieren – ontstaan én verdwijnen er steeds geschikte broedplaatsen als kwelders, platen en eilanden. Sterns en plevieren reageren daarom snel op deze pioniermilieus en vestigen zich vaak al direct. Ze wisselen dan ook regelmatig van broedplaatsen, een volstrekt natuurlijk verschijnsel.

Bontbekplevier

Broedeilanden groeien dicht

Alleen, in Nederland is er nog maar weinig dynamiek in het landschap, door vastgelegde kustlijnen, afgesloten zeearmen en ingesnoerde rivieren. Daarom is er een tekort aan geschikte broedgebieden ontstaan voor sterns en plevieren – bijna alle soorten staan op de Rode Lijst van Nederlands broedvogels. Om dat te ondervangen, worden kunstmatige eilanden aangelegd op plaatsen waar géén natuurlijke dynamiek is. Omdat de vogels zich er vlot vestigen, voldoet een project dan al snel aan de verwachtingen.

Maar de eilanden groeien ook weer snel dicht, waarna ze ongeschikt zijn als broedlocatie en soms al na een paar jaar weer verlaten worden. Terreinbeheerders en vrijwilligers proberen dit uit alle macht te voorkomen en leveren voortdurend strijd tegen de opschietende vegetatie: maaien, vegetatie verwijderen, zout opbrengen, ploegen, nieuwe schelpen opbrengen. Van alles is geprobeerd. Het effect van deze ingrepen is helaas niet of matig onderzocht of beschreven, waardoor inzichten moeilijk gedeeld kunnen worden.

Dwergstern

Experimenten met grind, schelpen, zout en betongruis

De Marker Wadden zal zich voor een groot deel ontwikkelen tot rietmoeras, maar Natuurmonumenten – de beheerder – wil graag een gedeelte blijvend geschikt houden voor kalegrondbroeders. Daarom is dit broedseizoen op het zogeheten Vogeleiland geëxperimenteerd met verschillende typen beheermaatregelen en bodembedekking, zoals grind, schelpen, zout en betongruis.

Doel van het onderzoek is te achterhalen welke bedekking en beheermethode het meest kansrijk is om de vegetatieontwikkeling af te remmen. In proefvlakken zal de ontwikkeling van vegetatie en de broedvogelbevolking nauwlettend over meerdere jaren gevolgd worden. Het Vogeleiland is nú al bevolkt door tientallen broedende visdieven, dus bij uitstek geschikt voor dit onderzoek. Ook broeden er kluut, scholekster en kleine plevier. Met de resultaten van het onderzoek wil Vogelbescherming ervoor zorgen dat in de toekomst aangelegde eilanden langer behouden blijven als broedgebied voor sterns en plevieren.

Bekijk op de website van Vogelbescherming het vlog dat Camilla Dreef maakte over het onderzoek op de Marker Wadden.

Dit onderzoek wordt in opdracht van Vogelbescherming Nederland in samenwerking met Natuurmonumenten uitgevoerd door Jan van der Winden en Camilla Dreef van Lowland Ecology Network.

Het vooronderzoek is tot stand gekomen met steun van de Van Heest Stichting. De uitvoering van dit project is mogelijk gemaakt door Stern.

Tekst: Marieke Dijksman, Vogelbescherming Nederland
Foto's: Jan Lok (leadfoto: visdief); Koos Dansen; Shutterstock