Nederland moet leren leven met vuur
Wageningen University & ResearchEind april werd Nederland geconfronteerd met twee grote natuurbranden die meerdere dagen brandden, met grote inzet van brandweer en defensie en zelfs de evacuatie van een heel dorp. Wellicht waren deze branden voor velen een verrassing, maar eigenlijk kwamen ze niet onverwachts. De afgelopen drie jaar waren er tot wel 949 natuurbranden per jaar in Nederland. Met klimaatverandering zal dit aantal toenemen vanwege langere periodes van droogte en hogere temperaturen. Ook dit jaar was de kans op natuurbranden al hoog door de aanhoudende grote droogte, en ondanks alle regen van de afgelopen tijd is de droogte nog niet voorbij. Internationale experts kijken bezorgd naar landen in Noordwest-Europa, waar het bewustzijn voor natuurbranden en de voorbereiding erop in de kinderschoenen staan. Deze zorg is gegrond. De branden bij de Deurnese Peel en Nationaal Park De Meinweg waren groot voor Nederlandse begrippen, maar slechts een voorbode van een echt omvangrijke of onbeheersbare natuurbrand. Een integrale praktische en wetenschappelijk onderbouwde aanpak is nodig om te leren leven met vuur en een ramp voor te zijn.
Voorjaarsbranden zijn heel normaal
Natuurbranden in Nederland zijn karakteristiek voor het voorjaar. Zomerbranden zoals in Zuid-Europa hebben we in normale jaren weinig, omdat planten dan groen zijn en veel vocht bevatten. In het voorjaar is het anders. Planten zijn dan nog droog omdat de sapstroom na de winter nog niet volledig op gang is gekomen en de blaadjes nog niet volledig terug zijn. Met een paar weken zonder regen drogen zon en wind ook het water op dat óp de planten zit. Een brand die in deze omstandigheden ontstaat kan zich makkelijk verspreiden, vooral nu er in de natuur ook nog veel dode planten zijn vanwege de droogte de afgelopen twee jaar. Verreweg de meeste natuurbranden in Nederland zijn klein, aanrijdtijden van de brandweer zijn kort en beginnende branden worden snel opgemerkt. Maar in een land zo dichtbevolkt als Nederland, waar het bewustzijn voor natuurbrandrisico laag is, kan een kleine brand al grote impact hebben. Hoewel het Nederlandse landschap weliswaar in kleine stukjes is opgedeeld, kunnen kanalen, rivieren en wegen kunnen vuur wel vertragen maar niet stoppen: dat vuur zich via de lucht kan verspreiden is na die nieuwjaarsnacht in Scheveningen wel duidelijk.
Vanwege de omvang, impact en gelijktijdigheid van de branden eind april is het essentieel om breed lessen te trekken. Wat is er goed gegaan? Wat moet bij een volgende brand beter? En waar moet nú actie op worden ondernomen? Maak daarbij gebruik van internationaal aanwezige kennis en kunde op het gebied van natuurbranden, zodat objectief wordt vastgesteld wat we kunnen leren. Met de kennis van nu is op acht vlakken verbetering nodig om Nederland voor te bereiden op een toekomst waarin grote en onbeheersbare natuurbranden veel vaker voorkomen.
1. Leg de registratie van natuurbrandstatistieken wettelijk vast
Om te weten wat de uitdaging is, is allereerst goede data nodig. Net als het bij het coronavirus essentieel is om te testen-testen-testen, zijn bij natuurbranden goede gegevens nodig over waar de branden zijn, wat er brandt, wanneer ze plaatsvinden, hoe vaak het gebeurt en wat de oorzaken en de effecten zijn. Deze data is voor Nederland nog incompleet. Het aantal natuurbranden wordt sinds drie jaar weer apart geregistreerd via een informele samenwerking tussen Brandweer Nederland, het Instituut Fysieke Veiligheid, en Wageningen University & Research. Dit is voor het eerst sinds Staatsbosbeheer in 1996 was gestopt met registratie en het CBS natuurbranden samen met andere buitenbranden, zoals prullenbakbranden, had samengevoegd. Ondanks dat van alle Europese landen wordt verwacht natuurbrandstatistieken bij te houden en delen met het Europese Forest Fire Information System (EFFIS), is het door de afwezige registratie niet mogelijk aan te geven of het aantal natuurbranden in Nederland toeneemt. Om te zorgen dat dat in de toekomst wel mogelijk is, is het essentieel dat de huidige dataverzameling van natuurbrandstatistieken wettelijk wordt geborgd zoals ook bij de landbouwstatistieken het geval is.
2. Registreer systematisch de oorzaak van natuurbranden
Het verzamelen van goede gegevens is niet alleen noodzakelijk voor de locatie van branden maar ook voor de oorzaak ervan. Verreweg de meeste natuurbranden in Nederland zijn door de mens veroorzaakt, per ongeluk of expres. De enige natuurlijke oorzaak van natuurbrand is bliksem, maar bliksem in Nederland gaat bijna altijd samen met regen, waardoor een beginnende natuurbrand vaak in de kiem wordt gesmoord. Kennis over de exacte oorzaak van een brand is noodzakelijk voor de preventie ervan. Zo kunnen goede voorlichtingscampagnes het aantal accidentele branden verminderen. Bij brandstichting kan een eventuele dader worden opgespoord maar zelfs als dat niet mogelijk is, kan surveillance door terreinbeheerders, boa’s of politie op basis van het tijdstip en de plek van het ontstaan helpen seriematige brandstichting tegen te gaan. Nederland heeft specialistische teams van brandweer en politie die met sporenonderzoek in verbrand gebied kunnen vaststellen waar en hoe een brand is begonnen. Deze teams kunnen worden opgeroepen bij aangifte, of door brandweer, politie of burgemeester zelf, maar worden op dit moment slechts bij een klein deel van de vele natuurbranden ingezet. Brede kennis over de precieze oorzaak van natuurbranden in Nederland ontbreekt, en daardoor mist er een basis voor goed geïnformeerde preventiecampagnes.
3. Neem natuurbrandrisico standaard mee in ruimtelijke inrichting
Hoe snel een brand zich door het landschap verspreidt, wordt voor een groot deel bepaald door hoe dat landschap is ingericht. Het meenemen van natuurbrandrisico in ruimtelijke inrichting kan dus bijdragen aan het vertragen en klein houden van branden. Brand begint altijd op de grond, en zal op de grond blijven tenzij de vlammen via een ‘ladder’ van struiken en laaghangende takken naar de toppen van de bomen kunnen klimmen. Dit kroonvuur is niet te stoppen. Om branden beheersbaar te houden, helpt het daarom om op strategische plekken ondergroei in het bos te verwijderen. Een andere manier om branden te vertragen is om open stroken te creëren, die soms foutief ‘stoplijnen’ worden genoemd. Deze open stroken kunnen branden niet altijd stoppen maar wel vertragen, en kunnen daardoor de brandweer een veiliger plek bieden om de brand te proberen te stoppen. Omdat brandrisico niet het enige wat van belang is bij ruimtelijke inrichting, is het noodzakelijk om dit risico strategisch af te wegen tegen andere beheerdoelen. Dit geldt niet alleen voor natuurgebieden maar ook voor woonwijken, parken, en andere plekken waar mensen met groen in aanraking komen. Niet alleen de natuur kan branden, ook een gemeentehaag, wegberm, groen op een camping, een particuliere tuin, of een mooi park.
4. Innovatie van natuurbrandbestrijding
In landen waar natuurbranden vaak voorkomen is natuurbrandpreventie en -bestrijding vaak de taak van gespecialiseerde brandweerkorpsen die alleen natuurbranden doen en geen gebouwbranden. Dit komt omdat de kennis en ervaring die nodig zijn om natuurbranden te begrijpen, beheren en beheersen sterk verschilt van dat van gebouwbranden. Een natuurbrand verplaatst zich door het landschap, en wordt sterk bepaald door de variatie in terrein, begroeiing en het weer. Het is dus een dynamische brand waarvoor kennis van landschap, planten en meteorologie een grote rol speelt. Dit vereist specialistische training en tactiek. Natuurgebieden zijn vaak ontoegankelijk, en natuurbrandbestrijding wordt daardoor internationaal vaak door grondteams gedaan die het gebied inlopen met weinig meer dan een vuurzweep, een speciale schep, en een kleine waterrugzak. Vuur wordt soms geblust met water, maar vaak met het graven van brandgangen, of door het aanleggen van een tactisch gecontroleerd vuur dat het ongecontroleerde vuur tegen de wind in benadert en daarna opgezogen wordt. Het is dus niet nodig om met grote brandweertrucks natuurgebieden in te rijden om alles nat te spuiten; voor een grondaanpak is wel kennis, ervaring en veel capaciteit nodig. Die kennis staat vanwege een goede aandacht van de brandweer nu gelukkig in de kinderschoenen, maar moet uitgebreid worden. De branden in de Peel en De Meinweg en ook internationale voorbeelden laten zien dat natuurbranden lange inzet vereisen, vaak tegelijktijdig voorkomen, en een bestrijdingsstrategie vereisen die veel verder gaat dan nu voorhanden is in Nederland. Luchtsteun is daarbij in veel landen een vaak gekozen oplossing, maar niet de heilige graal. Deze enorm dure investering is een nuttige aanvulling op bestrijding vanaf de grond, maar geen vervanging daarvan. Het ziet er natuurlijk geweldig uit, maar aan luchtsteun zitten veel beperkingen: het is niet mogelijk in het donker, als het te hard waait, als er teveel rook is, de temperatuur te hoog is, en als de vlammen te groot zijn. Innovatie op het gebied van grondteams en tactisch vuurgebruik heeft daarom prioriteit, en is niet alleen essentieel voor natuurbrandbestrijding maar kan door het jaar heen ook ingezet worden voor preventie.
5. Educatie en voorlichting
Natuurbrandrisico is iets wat iedereen aangaat die woont bij groen, of werkt met groen. Hoe branden werken en wat je kan doen om je goed voor te bereiden op brand moet daarom onderdeel zijn van onderwijs en voorlichting. Zo kunnen bewoners de brandbaarheid van hun huis verminderen door de kans te verminderen dat vliegvuur (gloeiende deeltjes die door de wind verspreid worden) dingen om het huis ontbrandt: verwijder bijvoorbeeld blaadjes uit dakgoten, haal dode planten weg, gebruik geen houtsnippers dichtbij je huis, en leg houtstapels voor de open haard zo ver mogelijk weg. Ramen, deuren en ventilatiekanalen dichtdoen helpt niet alleen tegen vliegvuur maar ook tegen de rook. Informeer wat mensen zelf kunnen doen als er een brand is. Weeg bij eventuele evacuaties net als bij overstromingen af of het niet veiliger is als mensen thuisblijven en ramen en deuren dichtdoen, omdat evacuaties altijd risico met zich meebrengen vanwege paniek, files en mogelijke ongelukken daardoor. Zorg dat alle belanghebbenden toegang hebben tot goede educatie en voorlichting om keuzes op basis van internationale wetenschappelijke kennis te kunnen nemen. En gebruik goed gereguleerd en doelmatig vuur voor natuurbeheer als het brandrisico laag is, zodat terreinbeheerders en brandweer samen vuur leren begrijpen en bij een ongepland incident een gezamenlijke basis hebben waarop voortgebouwd kan worden.
6. Integrale aanpak met duidelijke verantwoordelijkheden
Nederland is wereldberoemd om de integrale manier hoe we met water omgaan. Watermanagement wordt ingestoken vanuit beleid, bestuur, respons, nazorg en educatie, in een samenwerking tussen wetenschap, praktijk, en met burgers. Die integrale aanpak is ook bij natuurbranden nodig. Natuurbrand is niet alleen een brandweerdossier dat moet worden opgepakt met natuurbeheerders. Dit thema vereist ook aandacht in beleid, bestuur en politiek, maar ook van recreatie, maatschappelijke partners en verzekeraars. Omdat natuurbrand in Nederland een relatief nieuw risico is, zijn de verantwoordelijkheden op dit moment nog onduidelijk. Valt natuurbrand ministerieel gezien onder LNV (natuur), V&J (veiligheid), E&K (klimaat), I&W (schone lucht, water en bodem, bereikbaarheid), OC&W (educatie)? Wat doen provincies en gemeentes, hoe verhoudt zich dat tot de veiligheidsregio’s, en hoe wordt er omgegaan met natuurbranden die over gebieds- of landsgrenzen heen gaan? Wat moeten we zelf doen en waarbij kunnen we hulp vragen aan Europa?
7. Leer van kennis uit andere landen
Natuurbrand is een enorm complex thema waar specialistische en interdisciplinaire kennis voor nodig is die niet vanuit één vakgebied op te lossen is. Het goede nieuws is dat we niet alleen staan. Heel Noordwest-Europa heeft dezelfde uitdaging, en er staat een grote groep zuidelijke experts klaar om te helpen. Nederland kan daarvan leren want wij zijn niet uniek: natuurbranden worden ook hier bepaald door brandstof, weer/klimaat en topografie, en er is ook een ontsteking nodig voor een brand begint. Zweden is in 2018 wakker geworden, en het Verenigd Koninkrijk werkt al jaren met mediterrane experts om lessen van elders in ons klimaat toe te passen. Het is dus niet nodig het wiel opnieuw uit te vinden, de oplossing ligt in internationale samenwerking en innovatie, datgene waar Nederland sterk in is.
8. Leer leven met vuur
Vuur is een natuurlijk proces. Er zijn planten die vuur of zelfs rook nodig hebben om te ontkiemen. Na een paar dagen ontluiken vaak weer groene grassprietjes, en ook heide komt vaak uit zichzelf weer terug. Vuur is dus niet altijd slecht en kan zelfs goed zijn. Niet voor niets wordt gecontroleerd vuur onder de juiste omstandigheden wereldwijd gebruikt om biodiversiteit te stimuleren en begrazingsgebieden te verbeteren, maar ook om onder bomen de struiken weg te branden en brandgangen te maken om eventuele ongecontroleerde branden te vertragen. Vuur ruimt het landschap op. Het stelselmatig bestrijden van vuur kan daarom zelfs averechts uitwerken, omdat het leidt tot opeenhoping van brandbaar materiaal. Als er dan toch een brand uitbreekt, grijpt die zo snel om zich heen dat het niet te stoppen is. In de Verenigde Staten is bijvoorbeeld te zien waar branden tientallen jaren lang zijn onderdrukt. Preventie van natuurbranden is daarom nuttig, maar brand kan (en hoeft) niet altijd gestopt worden. Natuurbranden gaan vaker voorkomen, ook grotere en snellere dan we tot nu toe kennen. Adaptatie aan die nieuwe normaal is wat nodig is, het aanpassen van het landschap en de maatschappij op een leven met vuur, lerend van de fouten en successen van elders.
Tekst en foto's: Cathelijne Stoof, Wageningen University & Research (coördinator PyroLife project voor integraal beheer van natuurbranden)