Bodemwoeling belangrijk voor de natuur
ARK Rewilding NederlandAlsof er een veld landmijnen is ontploft. Er is een enorme ravage tussen de verspreid staande bomen: zwijnenwerk. De wortels van adelaarsvarens zijn een lekkernij voor ze. En zo doorbreken de wilde zwijnen al wroetend en gravend het woekeren van deze plant. De grond is geopend en ontvankelijk voor zaden van planten en insecten die zonder dit wroetwerk geen kans hadden gehad.
Zandbaden
Zo is daar het paard dat regelmatig de drogere delen van een gebied bezoekt om, door te rollen in het zand, zijn vacht te verzorgen; een effectieve methode om van huidparasieten af te komen. Paarden zoeken daarvoor een open of schaars begroeide zandige plek, die ze met hun hoeven zo nodig verder open trappen. Ook een stortberg van een konijnen-, dassen- of vossenhol voldoet. Al woelend breidt hij zo’n plek uit tot oppervlakkige zogenaamde zandbaden van enkele meters doorsnede. Aan de rand van zo’n miniwoestijntje grijpen pionierplanten hun kans. Bovendien wordt kale grond veel sneller warm dan de met planten bedekte omgeving. Diverse reptielen zoals zandhagedis en hazelworm, evenals insecten, van vliegen en sprinkhanen tot vlinders en libellen, warmen zich daar ’s morgens op. Bastaardzandloopkevers schuimen de zandbak af naar onoplettende of verzwakte insecten. Ook roofvliegen jagen er. Zandbijen maken er hun nestjes.
De activiteit van paarden valt echter in het niet bij het grondverzet dat wisenten plegen voor hun vachtonderhoud. Waar een paard genoegen neemt met één vaste plek voor een zandbad, maken wisenten er al gauw tientallen per jaar en op veel verschillende plekken. Niet alleen zand, maar ook humusrijke bosbodem moet er aan geloven. Sommige zandbaden worden jarenlang intensief gebruikt, maar andere krijgen al weer snel een kans om dicht te groeien. In het Kraansvlak, een duingebied bij Haarlem, waar deze kolossen in 2007 voor het eerst in Nederland zijn uitgezet, ontstaan vanuit de zandbaden ook kleinschalige zandverstuivingen. Driedistel, sint-janskruid en duinviooltje schieten massaal op en de laatste is weer een waardplant van de duinparelmoervlinder. Zandbijen en hun parasieten profiteren van de geboden kansen.
Gierende hormonen
Ook hormonen veranderen het landschap. Mannelijke dieren van rund, hert en wisent maken in de bronsttijd kuilen waarmee ze indruk proberen te maken op het vrouwelijk schoon en hun concurrenten. Die bronstkuilen maken onderdeel uit van een heel pakket aan vertoon om zonder fysiek contact te bepalen wie het sterkste is en zijn genen mag doorgeven aan de volgende generatie.
Deze kuilen zijn vaak dieper dan zandbaden en dragen bij aan de structuurverrijking van het landschap waar diverse planten en in de grond nestelende insecten op reageren. Soms wordt zo’n kuil uitgegraven tot op het grondwater, zodat moerasplanten profiteren. In de steilrandjes graven bijen en graafwespen hun nest.
Bij gevechten en achtervolgingen ontstaan trap-, slip- en veegsporen die op vergelijkbare manier de gesloten grasmat plaatselijk openen en kansen bieden aan flora en fauna.
Wroetplekken
Wellicht het bekendst en meest opvallend zijn de wroetplekken van wilde zwijnen. Zoals gezegd zijn ze in staat om het gesloten dek van adelaarsvarens te doorbreken, maar ook structuur aan te brengen in de voorjaarstapijten van bosanemoon of boshyacint. De wortelstokjes en knolletjes worden deels gegeten, maar ook verplaatst, zodat de planten nieuwe plekken kunnen vinden. Ook andere voorjaarsplanten kunnen op de opengevallen plekken kiemen. Op zandgronden bieden de wroetplekken kiemkansen voor vingerhoedskruid en tormentil. Door de zeldzame aardbeivlinder wordt de laatste plant, vooral waar deze in oude wroetplekken groeit, uitgekozen als waardplant voor zijn rupsen.
Op klei wordt het zwijn bijna nergens in Nederland toegelaten, maar ook daar maakt hij het verschil: zwarte mosterd, kaardenbol en klein hoefblad kiemen massaal in zijn wroetplekken. In de kleiige uiterwaarden van de Donau in Kroatië groeien al onze ‘akker’-onkruiden in de wroetplekken van wilde zwijnen: klaproos, gele ganzenbloem, akkerleeuwenbek, akkerviooltje en korenbloem genereren een déjà vu.
Dassen, mollen, vossen en konijnen woelen op kleinere schaal ook de grond om, op zoek naar voedsel. De eerste drie zoeken meestal naar larven en wormen, maar de das en het konijn zoeken ook knolletjes en wortelstokken.
Zoelplekken
Als een zwijn zijn huid wil verzorgen, doet hij dat, anders dan paard of wisent, door juist de vochtige delen van een terrein op te zoeken. Door te rollen maakt hij daar een poel met modder, een zogenaamde zoelplek. Die modder droogt op tussen de haren van het zwijn, die het stof tegen een boom uit zijn vacht schuurt, inclusief parasieten. In de poel bezinkt het slib, waardoor het water helder wordt en als drinkplek fungeert voor reeën en vossen. Ook zijn dit prima voortplantingsplekken voor padden, kikkers en salamanders. Door het vele gebruik wordt de bodem steeds compacter en blijft er gemakkelijker water in staan.
Waar herten op soortgelijke manier hun vacht verzorgen, overdrijven de waterbuffels. Deze moerasbewoners maken hele badkuipen, die minder snel opdrogen en waar dus ook vissen kunnen leven. Ook wat betreft schuren is waterbuffel de overtreffende trap: de schors van menig boom moet eraan geloven na veelvuldig gebruik als schuurboom. Vooral bomen met een ruwe schors, zoals grove den, ondergaan dit lot.
Microkosmos
Als we wat meer inzoomen zien we dat mieren onder invloed van begrazing de kans krijgen om in één veld duizenden bulten te bouwen. Die nijvere insecten hebben met deze structuurverrijking, hun gangenstelsels en gedrag een ongelooflijke impact op planten en andere insecten. Een mierenbult heeft vaak een mineraalrijkere bovenkant, omdat de mieren vanuit de diepte van hun nest grond omhoog werken naar het oppervlak. Daarom staan er vaak kalkminnende plantjes op een mierenbult.
We hebben hier zelfs nog gezwegen over de invloed van regenwormen, die zo’n beetje elke korrel zand een keer door hun darmstelsel hebben gehad, de bodem perforeren met hun gangen en daarmee de beluchting, de doorwortelbaarheid, de wateropvang en de opslag van organische stof verder helpen.
De tekening van bodemwoeling en haar sleutelrol in de natuur is gratis te downloaden in de ARK web(geef)winkel. Kijk voor meer informatie ook op ark.eu/stierenkuil.
ARK Natuurontwikkeling vraagt aandacht voor natuurlijke processen, zoals erosie en sedimentatie, eb en vloed en begrazing en predatie. Dit zijn oerkrachten, die miljoenen jaren lang het spel van de natuur in beweging hebben gehouden. Hierdoor hebben de spelers overlevingsstrategieën ontwikkeld, die hen hebben gemaakt tot wat ze zijn. Bodemwoeling door dieren is ook zo’n proces. Het woelen speelt een sleutelrol bij het openen van dichte vegetaties voor elk dier of elke plant, die op deze buitenkans ligt te wachten.
Tekst en tekening: Jeroen Helmer, ARK Natuurontwikkeling