Wat gaat er fout met de zeekreeft in de Zeeuwse Delta
Stichting ANEMOONDe Europese zeekreeft Homarus gammarus is met name na de aanleg van de oostelijke dammen in de Zeeuwse Delta aan een opmerkelijke opmars begonnen. Oorspronkelijk voelde de soort zich hier niet goed thuis door het brakke water van de Delta. Na de aanleg van de Volkerakdam (1969), Philipsdam (1978) en Oesterdam (1989) kreeg het gebied stabiel zout water en werd dit deel van de Zeeuwse Delta vergelijkbaar met de leefgebieden van de Europese zeekreeft elders in de Noordzee en langs de verdere Noordoost-Atlantische kust. Toen ik (auteur) 41 jaar geleden begon met sportduiken, was een waarneming van een zeekreeft in de Oosterschelde iets heel bijzonders waar nog maanden over gesproken werd. Daarna volgde een opmerkelijke opmars en tegen het einde van het eerste decennium van deze eeuw kon je op een duik makkelijk twintig tot veertig kreeften zien; soms nog wel meer en meer dan waar ook in Noordwest-Europa. Een zeekreeft kan makkelijk vijftig jaar oud en heel groot worden. Toen zagen we ook vaak hele grote zeekreeften. De kreeftenvissers hebben meteen geprofiteerd van deze explosie. Er zijn grote aantallen vergunningen verstrekt om in de Delta, jaarlijks in de periode van 1 maart tot 15 juli, zeer lucratief, maar helaas ook (te?) massaal op kreeften te vissen.
Het tij lijkt nu voor de zeekreeft gekeerd te zijn. Waarnemers van Stichting ANEMOON zien de laatste jaren een structurele achteruitgang van het aantal zeekreeften in de Delta, met name in de Oosterschelde en het Grevelingenmeer. Er zijn nu duiken waarbij je er zelfs geen enkele meer tegenkomt. Als je er drie of vier op een duik hebt gezien mag je blij zijn. Hele grote kreeften zijn nu een zeldzaamheid. De onderstaande grafiek met een analyse van waarnemingen uit de periode 1994 tot in 2019 laat de neerwaartse trend in de afgelopen jaren duidelijk zien. De eerste waarnemingen van dit jaar bevestigen een verdere neerwaartse trend.
De kreeftenvissers weten en ervaren het zelf ook. Vroeger werden de fuiken en kooien dagelijks gelicht omdat ze vol zaten. Nu doen sommige vissers dat nog maar twee keer per week en dan nog zijn veel korven leeg. Andere kreeftenvissers hebben hun korven al uit de Oosterschelde gehaald, nog voor het seizoen is beëindigd. Tenminste één visser heeft al te kennen gegeven ermee te stoppen. Door het lage aantal gevangen kreeften loont het schijnbaar niet meer om ze te proberen te vangen.
Wat is er aan de hand?
Zonder een gedegen onderzoek is het lastig om daar nu een eenduidig antwoord op te geven. We kunnen naar aanleiding van heel veel observaties echter wel het een en ander duiden wat ten grondslag kan liggen aan de sterke achteruitgang van deze fraaie soort.
We zien bij allerlei soorten de aantallen achteruitgaan. Hierover is al eerder door Stichting ANEMOON gerapporteerd. Het zijn niet alleen de visstand en de kreeftenpopulaties die zijn ingestort. De neerwaartse spiraal van de lokale biodiversiteit gaat samen met tenminste drie potentiële oorzaken. Ten eerste zien we een enorme toename van visserij-activiteiten. De kreeftenvisserij lijkt steeds intensiever te worden. Wie nu tussen de Zeelandbrug en de havenmond van Zierikzee gaat kijken, ziet daar een ongekend aantal boeien in de Oosterschelde liggen waar kreeftenfuiken en -korven onder liggen. Er liggen er alleen in dit kleine gebiedje al tenminste honderd, maar waarschijnlijk veel meer. Zo’n intensieve visserij op een soort die duidelijk achteruit gaat, is op zijn zachtst gezegd niet slim, maar feitelijk gewoon onverantwoord.
Ook de schelpdiervisserij in de Oosterschelde neemt steeds verder toe. Daar waar hangcultures van mossels aanwezig zijn of voorraadkamers voor mossels worden aangelegd, kunnen kreeften niet overleven. De bodem onder hangcultures is totaal verziekt door de dikke verstikkende laag ontlasting van de mosselen en in de voorraadkamers wordt de bodem te vaak beroerd. Ook zijn er grootschalig vooroevers versterkt met staalslakken. Deze stenen zijn te klein voor kreeften om zich ertussen te kunnen vestigen. Het areaal waar kreeften zich succesvol kunnen vestigen, neemt daardoor gestaag af.
Mogelijk speelt het steeds warmere zeewater in de zomermaanden ook een rol in de overleving of de voortplanting van de zeekreeften. De Europese zeekreeft leeft langs de Noordwest-Europese kust in gebieden waar het zeewater in de zomer meestal niet boven de 12-16 graden Celsius komt. Met onze recordzomers is het niet ondenkbaar dat het opwarmende zeewater in de Delta steeds minder geschikt wordt voor zeekreeften om zich te kunnen voortplanten. Nader onafhankelijk wetenschappelijk onderzoek naar de invloed van genoemde factoren is dringend gewenst.
Stichting ANEMOON adviseert zowel de kreeftenvissers als de provinciale overheid, de vergunningverstrekkende instantie, om de kreeftenvisserij liefst per direct te beperken. Zonder deze beperking valt te verwachten dat de instorting van de kreeftenpopulatie in snel tempo door zal gaan. De Oosterschelde is aangewezen als Europees beschermd Habitattype: ‘Grote, ondiepe kreken en baaien', Habitat type H1160 en aangewezen als Natura2000-gebied (gebiedsnummer 118). Nederland heeft zich daarmee verplicht een goede staat van ecologische instandhouding te waarborgen. Het is een Nationaal Park. Dat betekent: het is van ons allemaal, niet alleen van de economische gebruikers. Een Nationaal Park verdient primair haar status door de kwaliteit van de aanwezige biodiversiteit en dient primair ook daarvoor beheerd en beschermd te worden. In beperkte mate en op verantwoorde wijze is economisch gebruik, waaronder visserij, mogelijk c.q. acceptabel. Het lijkt er nu echter op dat mede door de visserij de biodiversiteit in de Oosterschelde onder druk is komen te staan. Daardoor ontstaat het beeld dat economisch gewin in Habitattype H1160 toch belangrijker is dan internationaal relevante natuurwaarden en natuurkwaliteit, terwijl Nederland zelf de Oosterschelde heeft aangewezen als speciale beschermingszone onder de Habitatrichtlijn.
Overmatige visserij zal ook voor de sector onvermijdelijk negatief uitpakken. Een oproep om maatregelen te treffen die de natuurwaarden van de Oosterschelde beter beschermen en het economisch gebruik meer in balans brengen, lijkt dan ook op zijn plaats. Alleen dan kan een duurzame verbetering optreden en is de instandhouding van de natuurwaarden van de Oosterschelde gewaarborgd.
Het gaat niet alleen slecht met de Europese zeekreeft. Ook diverse andere autochtone en karakteristieke soorten in de Delta nemen af.
Andere gevolgen van de grootschalige kreeftenvisserij
De kreeftenvissers lijken dit jaar meer inktvissen te vangen. Daarbij gaat het met name om de zeekat (Sepia officinalis) en de pijlinktvis (Loligo vulgaris). Deze inktvissen gebruiken de grote aantallen kreeftenkorven en –fuiken om hun eitjes op af te zetten. Omdat er nu zoveel lege korven en fuiken in de Oosterschelde liggen, lijken er ook meer inktvissen de korven in te zwemmen. Ook de aantallen zeekatten zagen we de afgelopen jaren drastisch achteruit gaan. Inktvissen die als bijvangst gevangen worden, leveren geen bijdrage aan de voortplantingscyclus en dus aan de instandhouding van de soort. Duikers, waaronder die aangesloten bij stichting ANEMOON, hebben al veel vaker gewezen op de desastreuze gevolgen van deze bijvangst voor de inktvissenpopulatie in de Oosterschelde. Wederom is ook hierbij van toepassing dat het wegvangen van zeedieren waarvan de aantallen achteruitgaan, uiterst schadelijk is voor de instandhouding van de populaties. En het wegvangen van dieren in hun korte voortplantingsperiode is moreel verwerpelijk.
Als de hier geschetste ontwikkelingen doorzetten, komt langzamerhand het moment dichterbij waarop je je kunt afvragen in hoeverre het Oosterscheldegebied nog wel de status van Nationaal Park verdient. Zo ver is het nog niet; ongetwijfeld valt het tij met het juiste beheer nog te keren.
Voor de wijze waarop de bovenstaande grafiek is berekend, wordt verwezen naar het recent verschenen rapport ‘Het Duiken gebruiken 4’. Volg deze link voor meer informatie over het Monitoring Project Onderwateroever (MOO).
Tekst en foto’s: Peter H. van Bragt, Stichting ANEMOON