Aantal konijnen in de duinen blijft laag; PWN onderzoekt mogelijkheden voor herstel
PWNElke lente en herfst worden langs vaste routes in het Nationaal Park Zuid-Kennemerland en het Noordhollands Duinreservaat konijnen geteld. Elke route bestaat uit twaalf tot twintig secties en wordt zowel in het voor- als het najaar acht keer gereden. Per sectie wordt gekeken wat het hoogste aantal was van de acht tellingen. Deze hoogste aantallen van de verschillende secties worden bij elkaar opgeteld en gebruikt voor de overzichten zoals weergegeven in de onderstaande grafieken. De tellingen starten na zonsondergang en worden gedaan vanuit een voertuig dat twintig tot dertig kilometer per uur rijdt. Alle konijnen die in het licht van de koplampen (groot licht) van de auto te zien zijn worden geteld. Deze tellingen zijn onderdeel van het NEM (Netwerk Ecologische Monitoring) en worden gecoördineerd door de Zoogdiervereniging. Het meetnet is in 1984 door terreinbeheerders van de duinen opgezet om de ontwikkelingen van deze sleutelsoort goed te kunnen volgen. Doordat verschillende duinbeheerders meedoen en al jarenlang dezelfde methode wordt gebruikt, leveren de data een waardevol beeld van de aantalsontwikkeling van konijnen in de Nederlandse kustduinen.
Achteruitgang van de konijnenpopulatie op zeven locaties in het Nationaal Park Zuid-Kennemerland en het Noordhollands Duinreservaat (Bron: PWN)
Helaas is het konijn allang geen algemene soort meer in de duinen van PWN. De eerste forse achteruitgang in de konijnenaantallen werd veroorzaakt door het myxomatose-virus, dat in de jaren 50 voor het eerst in Europa werd geïntroduceerd. In die tijd werden de grote aantallen konijnen veelal gezien als een plaag die onder andere landbouwgewassen en bosbouw bedreigde. Om deze plaag te bestrijden werd een aantal konijnen in Frankrijk besmet met myxomatose. Omdat onze Europese konijnen helemaal geen afweer hadden opgebouwd tegen dit van oorsprong Amerikaanse virus, was de sterfte massaal.
Net toen de konijnenpopulatie zich eind jaren 80 weer een beetje herstelde, brak een nieuwe virusziekte uit: VHS. Dit virus zorgde opnieuw voor een drastische daling in de konijnenaantallen, die ook goed is terug te zien in de grafieken van de tellingen die in ons duingebied zijn gedaan. Op het hoogtepunt van de epidemie was op sommige plekken nog slechts vijf tot tien procent van de oorspronkelijke aantallen over. In de PWN-duingebieden boven het Noordzeekanaal heeft de konijnenpopulatie zich tot dusver niet meer van deze achteruitgang hersteld. Vooral op de telroutes in het duin in de omgeving van Castricum, Heemskerk en Bergen is het aantal konijnen op één hand te tellen.
In het Nationaal Park Zuid-Kennemerland zagen we vanaf 2005 een duidelijk herstel optreden van de konijnenpopulaties, maar in 2015 werd opnieuw een forse daling ingezet door de uitbraak van VHS type 2, een gemuteerde variant van het oorspronkelijke VHS-virus. In die tijd troffen we veel dode konijnen aan in de duinen.
De achteruitgang van de konijnenpopulaties en het gebrek aan herstel heeft grote gevolgen voor het duinlandschap. Het konijn wordt gezien als de belangrijkste natuurlijke duingrazer en speelt een sleutelrol in het kort houden van de vegetatie en het op gang brengen van lokale verstuivingen. Veel soorten profiteren van het habitat dat het konijn creëert. Holen bieden nestgelegenheid voor kwetsbare broedvogels als de tapuit en de bergeend, duinviooltjes groeien op de open zandplekjes die de konijnen maken, en de soort speelt een belangrijke rol in het voedselweb als prooidier voor onder andere de vos en roofvogels.
Als duinbeheerder zien we het konijn daarom graag terugkeren op een gezond populatieniveau. Om het herstel van konijnenpopulaties te kunnen bevorderen, is beter inzicht nodig in de factoren die dit herstel beïnvloeden. Daarom is in 2018 een OBN (Ontwikkeling en Beheer Natuurkwaliteit) onderzoek gestart naar het herstel van konijnen in de Nederlandse kustduinen. Het doel van dit onderzoek is om beheerders handvaten te geven om konijnenpopulaties in de duinen te versterken (bijvoorbeeld door beheer of bijplaatsing), zodat het konijn weer een belangrijke bijdrage kan leveren aan de instandhouding en het herstel van het habitattype Grijze Duinen.* De resultaten van het onderzoek worden eind 2020/begin 2021 verwacht.
* Het grijze duin is één van de habitattypen dat in de duinen voorkomt. Het grijze duin bestaat uit duingraslanden in het open duingebied dat achter de zeereep ligt met veel open zanderige plekken en veel duinsterrenmos. Aan dit habitattype zijn verschillende vogels, paddenstoelen, nachtvlinders, kevers en andere insecten verbonden. Het konijn speelt een sleutelrol in de instandhouding van dit habitattype.
Tekst: Myrthe Fonck, PWN
Foto’s: Fred van der Bosch
Figuren: PWN