Gebruik satellietdata biedt meerwaarde voor habitatonderzoek
Provincie Zuid-HollandKrabbenscheer is een plant die vaak met vele honderden drijft op allerlei (natuur)wateren, sloten en kanalen in Zuid-Holland. In Nederland zitten steeds meer voedingsstoffen in de watergangen, wat een van de oorzaken is voor de achteruitgang van krabbenscheer, legt Bas Oteman, promovendus en werkzaam bij De Vlinderstichting, uit. “Daardoor wordt de groene glazenmaker sinds 1985 ook steeds zeldzamer in Europa, want die is afhankelijk van krabbenscheer. Maar wat die achteruitgang precies veroorzaakt in agrarische gebieden, is nog onduidelijk: we zien namelijk dat krabbenscheervelden plotseling kunnen verdwijnen, waardoor de verspreiding van de plant onvoldoende bekend is.”
Afname krabbenscheer
De groene glazenmaker is een landelijk bedreigde, beschermde libellensoort en een icoonsoort van het Zuid-Hollandse natuurbeleid. “Deze libel is bijzonder kritisch ten opzichte van zijn habitat en een indicator voor het landschap: gaat het goed met deze soort, dan is er in dat habitat ook ruimte voor andere soorten.” Soorten die profiteren van een betere leefomgeving voor de groene glazenmaker zijn bijvoorbeeld zwarte stern, waterjuffer, bittervoorn, ringslang, purperreiger en bruine kiekendief.
Het onderzoeksgebied van Otemans studie beslaat Polder Kromme, Geer en Zijde en Polder Nesse, beide gelegen in de zuidwesthoek van de Krimpenerwaard. In de relatief brede sloten van deze polders komen regelmatig velden met krabbenscheer voor. “In 2017 hebben we met vrijwilligers tellingen gedaan van de hoeveelheid krabbenscheer en de groene glazenmakers in de Krimpenerwaard. In 2017 werd veel krabbenscheer bruin, wat een teken van verminderde vitaliteit is. In 2018 herstelde de krabbenscheer weer, maar het aantal planten was een stuk minder geworden.”
Ruimtelijke kwaliteit bepalen met satellietdata
Dit jaar wordt voor het eerst gewerkt met satellietdata om de oppervlakte en de kwaliteit van krabbenscheer in beeld te brengen: “Het gebied is te groot om meerdere keren per jaar met vrijwilligers af te lopen: het gaat om 3600 hectare onderzoeksgebied, met vijfhonderd kilometer watergangen. We zoeken nu uit wat de impact is van de verspreiding en kwaliteit van de waardplanten op de populaties van de groene glazenmaker: waar is nog krabbenscheer en dus geschikt leefgebied voor de libel, en waar precies treedt het verlies in kwaliteit op, ruimtelijk gezien? Uit mijn eerdere ervaringen met onderzoek naar kustvegetaties wist ik dat deze vragen met satellietdata te beantwoorden zijn.”
“Ik onderzoek met de satellietbeelden waar de krabbenscheer in de watergangen zit en waar de kwaliteit achteruit gaat. Het voordeel van satellietbeelden is ook dat je voorgaande jaren kan analyseren. Ik kijk naar seizoensverschillen en kleur op de foto’s: zo zie ik waar krabbenscheer wel en niet gezond is. Ik hoop duidelijke ruimtelijke patronen te vinden en die te koppelen aan milieufactoren, op die manier kunnen gerichte maatregelen worden genomen.”
Meerwaarde voor vlinderonderzoek
“Deze analyses geven ons informatie over hoe een landschap in elkaar zit, dat is met veldwerk lastig vast te stellen. Door satellietdata te gebruiken kunnen we de grootschalige ontwikkelingen van een heel landschap volgen en analyseren. Er zijn veel soorten die achteruitgaan, maar vaak is het niet duidelijk waarom precies. Neem bijvoorbeeld de argusvlinder of het gentiaanblauwtje: daar gaat het slecht mee, maar het blijft moeilijk om een vinger te leggen op waar dat precies aan ligt. Lokaal kan je maatregelen nemen, maar waarom een soort landelijk in elkaar stort, is moeilijk te zeggen. Met satellietdata is het mogelijk om op het niveau van het landschap te kijken hoe de omgeving is veranderd, en dat geeft nieuwe inzichten.”
“Bij een vervolgonderzoek zou ik willen kijken hoe in de afgelopen dertig jaar de omgeving in een straal van dertig kilometer is veranderd: dat relateer ik dan aan wat er in die tijd gebeurd is binnen populaties. Kleine landschapselementen verdwijnen steeds meer, en ik verwacht dat die eenvormigheid bijdraagt aan de achteruitgang van vlinder- en libellensoorten. Je kunt bijvoorbeeld ook de biomassaproductie van bossen en graslanden meten met satellieten. Vervolgens kan je dan analyseren: wat zijn de dingen die nodig zijn in het landschap om bepaalde soorten te behouden? Wat is het effect van de hogere productiviteit van onze systemen op de natuur? Met een landschapsanalyse kan je zien wat een dier nodig heeft.”
Waarom satellietbeelden niet al meer worden ingezet bij dit soort onderzoek? “Satellietanalyses vinden vooral op kantoor achter de computer plaats, terwijl vlinder- en libellenonderzoekers meestal liever buiten zijn. Daarbij is het technisch soms ingewikkeld”, zegt Oteman. “De meeste natuurliefhebbers hebben weinig op met computers: die twee moeten elkaar een beetje gaan vinden. Dit is een mooie eerste stap.”
In augustus zullen wij hier berichten over de resultaten van het onderzoek.
Tekst: Violet van Houwelingen, provincie Zuid-Holland
Foto’s: Jaap Bouwman (leadfoto: mannetje groene glazenmaker); Henk de Vries; Rene Manger