Adderpopulaties stabiel maar kwetsbaar
Stichting RAVONKijken we over een langere periode terug, dan zien we dat de adder sterk is afgenomen. In de periode 1850-1989 bezette de soort nog meer dan 200 uurhokken (hokken van 5x5 kilometer), in de periode 2000-2014 nog maar 139. Vooral het feit dat het aantal waarnemingen sterk is toegenomen, maar er vrijwel nooit meer nieuwe uurhokken (her)ontdekt worden, maakt de afname zeer reëel.
Tegenwoordig zijn er twee grote, min of meer aaneengesloten leefgebieden, in Drenthe-Friesland en op de Veluwe (Gelderland). Daarnaast komt de adder voor in een aantal kleinere gebieden in Overijssel, Limburg en Utrecht (recent uitgezette, kleine populatie). De leefgebieden bestaan vooral uit natte heide en hoogveen. In de grote aaneengesloten leefgebieden blijft de adder stabiel, maar in kleine versnipperde leefgebieden heeft de soort het niet makkelijk.
De achteruitgang van de adderstand in Nederland in de kleinere gebieden is voornamelijk te wijten aan:
- Versnippering
- Verbossing (minder open plekken in bos)
- Verdroging
- Overbegrazing
- Te intensief en te grootschalig heidebeheer
- Toenemende recreatiedruk
Daarnaast is de adder vooral in kleine geïsoleerde populaties gevoelig voor inteelt en ziektes. Een heidebrand, overstromen van winterverblijven, verkeerslachtoffers, predatie en wegvangen kunnen in kleine populaties een grote negatieve invloed hebben.
De Werkgroep Adderonderzoek Nederland (WAN) coördineert het populatieonderzoek, om hiermee inzicht te krijgen in de ecologie van de adder en het gebruik van zijn leefgebieden. Hiermee kan het beheer worden afgestemd op het gebiedsgebruik van de adder. Op deze manier speelt de WAN een belangrijke rol bij de bescherming van deze mooie diersoort.
Meer lezen?
- Jaar van de Adder
- Nieuwsbrief schubben & slijm nr 24 (pdf; 3,0 MB; Resultaten Meetnet Reptielen)
Tekst: Pedro Janssen, WAN en Raymond Creemers, RAVON
Foto's: Mark Zekhuis, Saxifraga (leadfoto adder); Pedro Janssen; Jelger Herder