De eerste voorjaarsspanners zijn er weer
De VlinderstichtingBericht uitgegeven door De Vlinderstichting [land] op [publicatiedatum]
Als de nachttemperatuur boven het vriespunt komt zijn er direct weer nachtvlindermeldingen. De zwartvlekwinteruil is zo’n soort. Vanaf november tot in maart wordt deze gezien in niet te koude nachten. Maar inmiddels zijn ook de eerste echte voorjaarssoorten verschenen.
De voorjaarsspanners hebben hun naam niet voor niets gekregen. In ‘normale’ winters komen ze tevoorschijn in de eerste milde winternachten in januari, als er even vorst is geweest, zoals de afgelopen weken. De komende anderhalve maand zullen ze veel meer te zien zijn. De kleine voorjaarsspanner is het talrijkst. Deze soort is algemeen op de zandgronden, daarbuiten een stuk schaarser.
Er zijn al waarnemingen uit diverse provincies. Meestal gaat het om een enkel exemplaar, maar er worden ook wel enkele bijeen gezien. De mannetjes rusten overdag soms op boomstammen, maar zitten meestal verscholen achter de schors of in bastspleten; ze laten zich gemakkelijk opjagen en gaan dan enkele meters verderop weer zitten. Als het donker wordt, zitten ze op boomstammen en wachten tot de vleugelloze vrouwtjes naar boven kruipen. De grote voorjaarsspanner komt meestal wat later tevoorschijn, maar hiervan worden nu ook de eerste exemplaren doorgegeven. Ook deze vind je voornamelijk op de zandgronden. Een derde spanner, de perentak is van januari tot begin april te vinden in de buurt van bomen en struiken, ook in stadsparken en tuinen. Het is een forse vlinder van zo’n twee centimeter spanwijdte. Het donkere tijgerpatroon van het mannetje is variabel. Verse vlinders hebben een prachtige rozeachtige tint op het achterlijf. Het vrouwtje heeft geen vleugels en is bruinachtig met een dubbele rij vlekjes over het achterlijf. Vrouwtjes zijn, doordat de vleugels ontbreken, zeer onopvallend en worden veel minder gezien dan de mannetjes.
Je kunt voorjaarsspanners vinden door met een zaklantaarn bomen af te zoeken, waarop de mannetjes redelijk opvallend aanwezig zijn in afwachting van de vleugelloze vrouwtjes. Om een grotere trefkans te hebben kun je ze lokken met licht. Door een felle lamp raken de spanners gedesoriënteerd en gaan ze in de buurt van die lamp zitten, waarna je ze kunt bekijken en op naam brengen. Je kunt ook allerlei kunstmatige lichtbronnen die er toch al zijn afzoeken. Leuk om, als u vanavond toch de hond uit moet laten, eens die verlichte plekken, of bijvoorbeeld een verlichte portiek of viaduct, af te zoeken. Wie weet hoeveel spanners u te zien krijgt.
Tekst: Kars Veling, De Vlinderstichting
Foto's: Bob van de Dijk; Marian Schut; Kars Veling