Klimaatbestendig beheer op de heide
De VlinderstichtingBericht uitgegeven door De Vlinderstichting [land] op [publicatiedatum]
Een van de gevolgen van klimaatverandering is dat er meer extremen optreden zoals zomerdroogte of juist zware en langdurige regenval. Voor soorten die zijn teruggedrongen tot de laatste nog net geschikte plekjes kunnen die extremen desastreus zijn. Daarom is aangepast beheer nodig.
Klimaatextremen worden naar verwachting steeds gewoner met de voortschrijdende klimaatverandering. Dat betekent meer kans op zowel zomerdroogte als zware regenval. Voor het gentiaanblauwtje en andere diersoorten van de natte heide kan dat een probleem zijn, omdat hun leefgebied zich juist op de grens van nat en droog bevindt en door vergrassing met pijpenstrootje in de knel komt. Bij natuurherstel door vernatting kan dit extra problematisch zijn wanneer er hogerop geen geschikt leefgebied te vinden is. In Noord-Brabant is daarom het afgelopen jaar in acht grotere heidegebieden gewerkt aan kleinschalige herstelmaatregelen over de hele hoogtegradiënt van nat naar droog.
In het project werd het gentiaanblauwtje als gidssoort gebruikt, maar werd er daarnaast ook voor gezorgd dat andere soorten insecten, zoals veenmier en moerassprinkhaan, en amfibieën en reptielen meeliften. Het gentiaanblauwtje is een landelijk bedreigde vlinder waarvan de aantallen de afgelopen 15 jaar in Brabant met 60 procent zijn afgenomen. In het Vlaamse Hageven, net over de grens zijn de aantallen in dezelfde tijd verdrievoudigd, het kan dus wel! Kleinschalig maatwerk met aandacht voor het reliëf en een goede terugkoppeling tussen monitoring en uitvoering lijken daarbij de sleutel tot succes.
Kleinschalig beheer is inmiddels gangbare praktijk geworden, maar herstelmaatregelen worden nog steeds vaak in eenzelfde hoogtezone uitgevoerd, zoals langs venranden. In dit project is op verschillende manieren van nat naar droog gewerkt. Bij Staatsbosbeheer is in drie terreinen geplagd volgens een al eerder beproefd ‘visgraatmodel’. Op de Kampina bij Natuurmonumenten en in de Malpie van de gemeente Valkenswaard werd vooral in lange stroken geplagd. Bij Brabants Landschap is voor een voorzichtiger aanpak gekozen en zijn in verschillende terreinen lange banen kort afgemaaid. Bij Natuurmonumenten is op de Plateaux voor weer een andere oplossing gekozen. Hier is een ‘paarse loper’ uitgerold door het plagsel uit vergraste heide in een lange baan uit te rijden op voormalige landbouwgrond, waar het heideherstel nog pril is. Tussen de plaggen kunnen de hagedissen dekking vinden en kunnen de knoopmieren, waarvan het gentiaanblauwtje afhankelijk is, hun nesten bouwen. Zo wordt de vestiging van de heidefauna versneld. Tijdens een onlangs gehouden workshop van beheerders en soortenkenners waren alle deelnemers het erover eens dat deze aanpak een vervolg verdient. De komende jaren zullen de effecten door monitoring duidelijk kunnen worden en kan ook van de verschillende werkwijzen worden geleerd.
Tekst en foto’s: Michiel Wallis de Vries, De Vlinderstichting