Ringslang verovert Vlaanderen via composthopen
Bericht uitgegeven door Natuurpunt Studie [land] op [publicatiedatum]
In Vlaanderen en Zuid-Nederland is de Ringslang een uiterst zeldzame verschijning. Al decennialang komt deze ongevaarlijke slangensoort nauwelijks voor ten noorden van de Maas en ten westen van de Nederlandse Grote Rivieren (de Nederrijn, Lek, Waal, Merwede en de Maas). Daar lijkt nu verandering in te komen: sinds begin 2014 werden er maar liefst 27 exemplaren gezien, verspreid over de hele breedte van Vlaanderen: in de buurt van Wervik-Menen (West-Vlaanderen), op verschillende plaatsen in Limburg, in het Brusselse en in het oosten van de provincie Antwerpen. Hoe komt het dat de verspreiding plots de hoogte inschiet?
Compost lijkt (een deel van) het antwoord te zijn. Zo valt op dat de pas ontdekte ‘populaties’ in Maasmechelen en Maaseik zich respectievelijk vlak bij een compostbedrijf en een champignonkwekerij bevinden. Het compostverwerkende bedrijf in Maasmechelen liet al weten dat de dieren hoogstwaarschijnlijk vanuit Duitsland zijn meegelift. Ook in het westen van het land, in het West-Vlaamse Wervik en Menen en in het Brusselse, in Jette, houden zich populaties van Ringslangen op. Toeval of niet: die liggen telkens niet ver van een ‘groenverwerkend bedrijf’. Maar niet alle nieuwe gevallen zijn het resultaat van compostverhuis. In de omgeving van Geel werden eind jaren zestig een twintigtal Ringslangen uitgezet. Nabij Hasselt werden al meer dan twintig jaar Ringslangen gevonden, maar hier gaat het om dieren die afkomstig zijn uit de Balkan, wellicht ontsnapte huisdieren.
De Ringslang dankt haar naam aan de gele vlekken aan weerszijden van de hals, net achter de kop, die aan de bovenzijde soms samenvloeien en doen denken aan een ring. Op de zijkanten van de kop zijn aan de onderzijde vaak gele vlekken tot strepen aanwezig. De ogen zijn relatief groot en hebben een ronde pupil, wat te maken heeft met de dagactieve levenswijze van de soort. De Ringslang lijkt met haar lengte van een meter behoorlijk indrukwekkend, maar de soort is volledig ongevaarlijk voor de mens. Bij een ontmoeting zal de Ringslang meestal het hazenpad kiezen, op voorwaarde dat het dier voldoende opgewarmd is. Ringslangen zonnen vaak vooraleer ze op jacht gaan. Amfibieën zijn de favoriete prooi. Het zijn bovendien uitstekende zwemmers; op die manier kunnen deze kronkelende dieren behoorlijk lange afstanden afleggen.
Vrouwtjes van de Ringslang zetten zo’n 40 eieren af. Doorgaans doen ze dat half juni. In natuurlijke riviersystemen zetten Ringslangen hun eieren af in hopen bij elkaar gespoeld organisch materiaal of soms zelfs in beverburchten. In vennen zijn vooral drooggevallen horsten van zeggen of russen geschikt. Maar bij gebrek aan dat alles zet de Ringslang haar eieren af in mest- en composthopen. En het is via de reizende eitjes in die composthopen dat de Ringslang zich in Vlaanderen verspreidt. Dergelijke hopen ‘rottend groen’ doen dienst als broeihoop. Essentieel voor zo’n broeihoop is dat de temperatuur oploopt tot zo’n 30 °C, waardoor de eieren automatisch worden uitgebroed en de baby-Ringslangen midden augustus uit het ei kunnen kruipen.
De populaties in Geel, Meldert (bij Tienen) en Jette lijken al jarenlang goed stand te houden. Of er in Limburg en Wervik-Menen ook duurzame populaties zullen ontstaan, is nog onduidelijk, maar een onrealistisch scenario is het zeker niet. Het is zelfs erg waarschijnlijk dat de soort vanuit deze vindplaatsen nieuwe locaties in Vlaanderen zal veroveren. Dat is goed nieuws: Ringslangen zijn spectaculaire dieren die een meerwaarde betekenen voor onze biodiversiteit en voor wie zich zorgen maakt: ze zijn ongevaarlijk voor de mens.
Tekst: Peter Engelen & Chris Van den Haute, Hyla werkgroep, Iwan Lewylle, Natuurpunt Studie
Foto: Guido Catthoor