Klapekster profiteert van heideakker
Stichting BargerveenBericht uitgegeven door Stichting Bargerveen [land] op [publicatiedatum]
Klapeksters worden vaak geassocieerd met uitgestrekte heideterreinen en veengebieden. Langzaam maar zeker lijkt deze wintergast echter ook het cultuurland weer te gaan gebruiken. Vooral waar het landgebruik een beetje rommelig en niet te intensief is. In het kader van het ‘Jaar van de klauwieren’ is in de afgelopen maanden de kwaliteit voor Klapeksters van een heideterrein vergeleken met een naastgelegen wildakker. Met de akker als glorieuze winnaar.
Het onderzoek vond plaats op de Planken Wambuis, waar verschillende typen heidevegetaties op de Oud-Reemsterheide zijn vergeleken met de wildakker vol ruigtekruiden van Nieuw-Reemst. In beide deelterreinen overwinteren jaarlijks een of twee Klapeksters. De verwachting was dat de Klapeksters zich vooral op zouden houden op de locatie waar het meeste voedsel beschikbaar was. Beschikbaarheid is daarbij de 'optelsom' van een hoge aanwezigheid en activiteit van prooien en een dermate open structuur van de vegetatie dat deze prooien te zien én te bereiken zijn.
Ondanks de vrij korte onderzoeksperiode kwamen er zeer duidelijk resultaten uit het onderzoek. Zo bleek het akkercomplex veruit favoriet bij de Klapeksters. In beide deelterreinen werd ruim veertig uur geobserveerd. Hierbij vertoefde slechts drie kwartier een Klapekster op de heide, terwijl er bij de akkers meer dan dertig uur een exemplaar werd waargenomen. Ook het aantal opgeprikte prooien was op de akker met zeven muizen, twee pimpelmezen en een mestkever aanzienlijk groter dan de drie pimpelmezen die geplukt op de heide zijn aangetroffen. Overigens is het relatief grote aantal vogels vrijwel zeker een effect van flinke sneeuwval. Hierdoor zijn grondprooien inactief of slecht bereikbaar en jagen de Klapeksters vaker op vogels. In zachte winters bestaat een Klapeksterdieet vrijwel volledig uit muizen, grote insecten, kikkers en levendbarende hagedissen.
Het prooiaanbod was in het akkercomplex groter dan in het heideterrein. Er bestaan echter grote verschillen tussen open, geplagde heide en dicht vergraste heidevegetatie. In de vergraste heide vingen de Klapeksters veel kevers en grote hooiwagens terwijl deze ontbreken in de geplagde heide. Het aantal muizen dat de Klapeksters vingen was het hoogst op de akker en in een halfopen heidevegetatie; in de vergraste heide en geplagde heide vingen de vogels geen enkele muis. Zowel de hoge dichtheid en activiteit van prooidieren als de halfopen vegetatiestructuur op de akker zorgen samen voor de hoogste beschikbaarheid van voedsel voor Klapeksters. In de geplagde heide was het prooiaanbod nihil, terwijl de prooien in de dicht vergraste heide waarschijnlijk onbereikbaar zijn.
Het onderzoek is uitgevoerd door een student Toegepaste Biologie van de HAS, begeleid en in het veld ondersteund door medewerkers van Stichting Bargerveen en Sovon Vogelonderzoek Nederland. Het onderzoek vindt plaats in het kader van het door Vogelbescherming Nederland en Sovon uitgeroepen ‘Jaar van de Klauwieren’. Omdat de Klapekster momenteel alleen als wintergast voorkomt in Nederland vinden tellingen en onderzoek plaats in de wintermaanden van 2012 en 2013.
Tekst: Marijn Nijssen, Stichting Bargerveen en Kas Koenraads, student Toegepaste Biologie, HAS Den Bosch
Foto’s: Kas Koenraads