Broedseizoen uilen verloopt in mineur
Bericht uitgegeven door Steenuilenwerkgroep Natuurpunt [land] op [publicatiedatum]
In de natuur is er een constante wisselwerking tussen roofdieren en hun prooi. Neemt het aanbod aan prooidieren af, dan zal ook de roofdierpopulatie dalen: ook bij uilen is dat zo. Voor de meeste van onze inheemse uilensoorten vormen muizen het stapelvoedsel. Om te overleven heeft een volwassen Kerkuil zo’n vijf muizen per nacht nodig. Maar dit jaar zijn er te weinig muizen en dat heeft zo zijn gevolgen: de meeste uilen laten het broedseizoen aan zich voorbijgaan. De lage vruchtzetting van bomen in het najaar van 2012, gevolgd door een strenge winter deed de muizenpopulatie instorten en dat is ook nefast voor het broedsucces van de meeste Vlaamse uilensoorten.
De populatie van enkele algemene muizensoorten in Vlaanderen, zoals de Rosse woelmuis en de Bosmuis, toont natuurlijke fluctuaties die samenhangen met de mastjaren van bomen als de beuk en de eik. In een jaar dat de bomen veel vruchten produceren, verlengen nootetende muizen hun voortplantingsseizoen en leggen ze een flinke wintervoorraad aan. Dat stelt hen in staat om het volgende jaar in goede conditie aan te vatten. Maar in 2012 was de vruchtzetting zeer laag, terwijl de winter streng was en zeer lang duurde. Vele muizen stierven daardoor van ontbering. Een groot probleem voor enkele inheemse uilensoorten waarvoor muizen het stapelvoedsel vormen. Het broedseizoen is nu bijna afgelopen, maar de balans blijkt dramatisch.
Het broedsucces van de Bosuil in het Zoniënwoud, het Meerdaalwoud en het Walenbos wordt al 33 jaar opgevolgd door Jan De Boe. Top- en daljaren zijn schering en inslag, maar een nuljaar had hij nog niet eerder meegemaakt. “In geen enkele van de 102 nestkasten in het Zoniënwoud was er dit jaar een broedgeval of zelfs maar een aanwijzing van een broedpoging”, aldus Jan. In het Meerdaalwoud (45 nestkasten) en het Walenbos (13 nestkasten) werd telkens slechts één broedgeval vastgesteld. Bij de eerste controle waren er twee jongen aanwezig en bij de tweede controle nog slechts één. Bovendien waren ze in erg slechte conditie.
Ook voor de Kerkuil was het een rampjaar. Deze soort, die uitsluitend van muizen leeft, had eerder al te lijden onder het strenge winterweer. Kerkuilen hebben namelijk geen vetreserve. Heel wat vogels overleefden de winter niet, of waren tegen het voorjaar in slechte conditie door voedseltekort. Half april, bij de aanvang van het broedseizoen, vroor het nog dat het kraakte. De Kerkuilen stelden de eileg daarom uit. Begin juni stelden de vrijwilligers van de Kerkuilwerkgroep vast dat het aantal bezette nesten nog altijd zeer gering was. En de nesten waar activiteiten gestart waren, stonden dan nog achter op schema: ze bevatten nog eieren of maximaal twee kleine jongen. In goede jaren zijn de jongen dan al groot en loopt hun aantal op tot vier of vijf, soms zelfs zes, vaak gevolgd door een tweede legsel. 2012 was met 902 broedgevallen in Vlaanderen één van de beste jaren sinds de monitoring werd opgestart. Recordjaar was 2007 met 964 geregistreerde broedgevallen. Voor 2013 hopen we op hooguit 50 tot 70 broedgevallen.
De Ransuil broedt meestal in oude Kraaien- of Eksternesten. Heel wat Ransuilen brengen dan ook ongemerkt een broedsel groot. De klagende bedelroep van de jongen is vaak de enige indicatie voor broedsucces en bij warm weer roepen ze soms al vroeg op de avond. Dit jaar blijft het op de meeste broedlocaties ijzig stil.
In tegenstelling tot de echte muizeneters kende de Steenuil een vrij normaal broedseizoen. De auteur is coördinator van de Steenuilenwerkgroep van Natuurpunt en volgt het broedsucces van deze soort al 20 jaar nauwlettend op. Het gemiddelde Steenuilenlegsel bevat dit jaar 3 à 4 eieren (berekend op 30 legsels). Dat is laag maar niet uitzonderlijk. Enkele nesten mislukten maar al bij al was het een “normaal” broedseizoen. Dat is onder meer te danken aan het gevarieerde menu van de Steenuil. Zijn er weinig muizen, dan schakelt hij over op vogels. Maar ook kevers, Mollen en zelfs kleine Konijnen worden gesmaakt. Bij regenweer worden zeer veel regenwormen aan de jongen gevoed.
Aangezien sommige Kerkuilen nu, begin augustus, nog met zeer kleine jongen zitten, koesteren we de hoop dat de aantallen nog wat oplopen, ook voor de Ransuil. Maar de cijfers zullen ongetwijfeld veel lager liggen dan normaal. Gelukkig rijpen er inmiddels weer heel wat vruchten aan de bomen. Dat geeft alvast veel hoop voor een groeiende muizenpopulatie. 2014 kan dus net zo goed weer een topjaar worden.
Tekst: Philippe Smets, Steenuilenwerkgroep van Natuurpunt
Foto: André Eijkenaar & Kjell Janssens