Over leven op de grens, de Knautiabij in Vlaanderen
Bericht uitgegeven door Aculea [land] op [publicatiedatum]
De knautiabij is een grote en fraaie solitaire bij die enkel bloemen bezoekt van beemdkroon. Net als haar waardplant kent ze een beperkte verspreiding. Recent onderzoek in provincie Vlaams-Brabant resulteerde in een completer verspreidingsbeeld van beide soorten en legde enkele knelpunten bloot.
De knautiabij (Andrena hattorfiana) is met zijn 18 mm, roodzwarte tekening en specifiek bloembezoek onmiskenbaar. Ze komt voor in bloemrijke glanshaverhooilanden en zomen van het marjoleinverbond. In Vlaanderen wordt ze vooral waargenomen in bermen. Het actuele verspreidingsbeeld is echter fragmentarisch.
Met steun van de provincie Vlaams-Brabant zetten Natuurpunt Studie en Aculea, de bijen- en wespenwerkgroep van Natuurpunt, een project op poten waarbij de verspreiding van de knautiabij in Vlaams-Brabant in kaart gebracht wordt in 2012 en 2013. Er werd een soortfiche opgesteld en gekende groeiplaatsen van beemdkroon werden in de zomermaanden systematisch gecontroleerd op de aanwezigheid van knautiabij en haar koekoeksbij, de knautiawespbij (Nomada armata).
De gerichte inventarisatie resulteerde deze zomer in de herontdekking van een beperkt aantal knautiabijen in de regio’s Landen en Leuven. In Hoegaarden werd de knautiabij op een paar bijkomende plaatsen ontdekt, zodat we hier van een gezonde populatie kunnen spreken. In Diest kon ze echter niet meer teruggevonden worden. Ook werd de knautiawespbij jammer genoeg niet aangetroffen. Zij is dus hoogstwaarschijnlijk afwezig in de provincie.
In Limburg werden naast de Maasvallei nog losse waarnemingen verricht in Zuid-Limburg te Gingelom, Heers en Montenaken. De huidige verspreiding van de knautiabij in Vlaanderen is daarmee beperkt tot een smalle band langs de Grensmaas en loopt via de leemstreek parallel met de taalgrens westwaarts tot voorbij Leuven. Dit komt perfect overeen met de kern van de verspreiding van beemdkroon in Vlaanderen.
Een 3-tal factoren lijken bepalend voor het voorkomen van de knautiabij. Ten eerste is er de sterke relatie tussen de populatiegroottes van de knautiabij en zijn specifieke waardplant. Voor het behoud van een gezonde knautiabijenpopulatie zijn al gauw zo’n 156 beemdkroonplanten nodig, aldus een Zweeds onderzoek. Dit komt overeen met ongeveer 37 miljoen stuifmeelkorrels! Onderzoek in Nederlands Zuid-Limburg wees dan ook uit dat de kans op voorkomen van knautiabij sterk afhankelijk is van het aantal bloeiende planten. De gekende populaties knautiabij in Vlaams-Brabant vliegen op locaties met enkele 10-en tot bijna 200 planten beemdkroon. Veel andere locaties met beemdkroon bevatten momenteel simpelweg te weinig planten.
Een tweede bepalende factor is het maaitijdstip. Maaien in de zomermaanden, wanneer beemdkroon bloeit, is nefast voor de voedselbeschikbaarheid. In Hoegaarden bevatten zelfs zeer grote populaties beemdkroon die in juni-juli gemaaid werden geen enkele knautiabij. Maaien blijft echter wel levensnoodzakelijk om verruiging van de vegetatie en bijgevolg het verdwijnen van beemdkroon tegen te gaan. Een specifiek maairegime waarbij gemaaid wordt of ná (in september) of eventueel zelfs vóór (in mei) de vliegtijd van de knautiabij kan soelaas brengen.
Tenslotte speelt ook de afstand tussen de populaties een belangrijke rol. Zelfs vrij kleine of verkeerd gemaaide beemdkroonpopulaties kunnen toch bezocht worden door de knautiabij, als ze maar dicht genoeg bij andere populaties liggen. In een ideaal geval liggen deze dicht genoeg bij elkaar om een snelle uitwisseling van knautiabijen en herkolonisatie toe te laten.
Samengevat is het voor de knautiabij noodzakelijk dat er een hoge dichtheid is aan grote populaties beemdkroon die niet in de periode juni-juli gemaaid worden. In het kader van het project werd intussen al contact opgenomen met terreinbeherende instanties en zijn de eerste concrete beheermaatregelen genomen.
Verdere inventarisatie in 2013 zal het verspreidingsbeeld van de knautiabij ongetwijfeld verder verfijnen en toelaten bijkomende beheermaatregelen te nemen.
Dit onderzoek werd mogelijk gemaakt door de steun van de provincie Vlaams-Brabant. We bedanken ook nog Chantal Deschepper, Koen Vandenberghe, Henk Wallays, Samuel De Rycke, Peter Hendrickx en Bart Creemers voor hun hulp bij de inventarisaties.
Tekst: Pieter Vanormelingen (Aculea) & Jens D’Haeseleer (Natuurpunt Studie)
Foto’s: Pieter Vanormelingen & Nicolas Vereecken