Leeuwerik heeft baat bij betere ligging akkerranden
Bericht uitgegeven op [publicatiedatum]
Leeuweriken zijn dol op akkerranden. Maar een flink deel van die randen ligt voor de vogels op de verkeerde plek.
De veldleeuwerik doet het slecht in ons land. Er zijn naar schatting nog maar 50.000 broedparen. Dat is maar vier procent van de populatie die we een halve eeuw geleden hadden. De intensieve landbouw is daar debet aan. Nesten worden kapotgemaaid en het voedselaanbod is schaars op de eentonige akkers. Natuurbeheerders en boeren proberen daar sinds jaar en dag met aangelegde akkerranden iets tegen te doen. Maar helpt dat ook? Oftewel: wat vindt de leeuwerik van die stroken ongestoord foerageergebied?
Oldambt
Marije Kuiper zocht dat uit in het grootschalige Groningse akkerbouwgebied rond het Oldambt. De leeuwerik komt hier als een van de weinige akkervogels nog algemeen voor. Kuiper observeerde, samen met de plaatselijke Werkgroep Grauwe Kiekendief, in drie jaar tijd broedparen van 73 nesten. Ze bracht nauwkeurig in beeld wat er gegeten werd, waar dat vandaan werd gehaald en hoe ver de vogels daarvoor vlogen.
Niet optimaal
De leeuweriken van het Oldambt hebben een sterke voorkeur voor akkerranden. Mits die randen niet te ver van huis zijn. Bij meer dan honderd meter vliegen, neemt het gebruik van akkerranden dramatisch af. 'Maar dat is geen constante, het hangt af van het landschap', legt Kuiper uit. 'In natuurgebieden is die afstand veel kleiner.' Maar op basis van die honderd meter komt Kuiper wel tot de conclusie dat veel akkerranden niet optimaal gelegen zijn.
Overlap
Daarvoor zijn volgens Kuiper drie oorzaken. Een deel van de akkerranden is te dicht bij elkaar geplaatst. Het gevolg daarvan is dat mogelijke broedgebieden elkaar overlappen. Op akkers naast akkerranden staan soms de voor leeweriken verkeerde gewassen zoals mais en koolzaad. Daarnaast ligt een aanzienlijk deel van de akkerranden te dicht bij wegen, bos en water dat niet geschikt is als broedgrond. Kuiper schat dat met dezelfde hoeveelheid akkerrand liefst twee keer zoveel broedgebied mogelijk is.
Bron: Resource
Foto's: Mark Zekhuis, Saxifraga (leadfoto: veldleeuwerik); Piet Munsterman, Saxifraga