Wachtbekken zet Grauwe klauwier opnieuw aan het broeden
Bericht uitgegeven door Natuurpunt Studie [land] op [publicatiedatum]
De Grauwe klauwier viel in de tweede helft van vorige eeuw in een diep gat. De ooit zo wijdverspreide soort verdween als broedvogel in Vlaanderen. Vandaag is er weer hoop: in Limburg is de Grauwe klauwier aan een bescheiden opmars bezig, en dit jaar werd voor het eerst opnieuw in Vlaams-Brabant gebroed.
In de jaren 90 werd in Kersbeek-Miskom een wachtbekken aangelegd, langs het riviertje de Velpe. In zo’n wachtbekken of bufferbekken kan de rivier vrij overstromen bij hevige regenval. Zo wordt verhinderd dat woonkernen te maken krijgen met wateroverlast. Aanvankelijk plande men deze wachtbekkens louter in functie van opslag van water, zonder rekening te houden met actuele of potentiële natuurwaarden. Natuurpunt Oost-Brabant ijverde echter voor ecologische wachtbekkens, waar ook ruimte voor natuurontwikkeling zou zijn. Zo kwam het wachtbekken van Miskom in beheer bij het Agentschap voor Natuur en Bos. Via natuurbeheer kreeg het - naast zijn waterbergende functie - ook een belangrijke natuurfunctie.
Het wachtbekken van Kersbeek-Miskom ontwikkelt zich geleidelijk tot een natuurgebied. Bijgevolg trekt het ook in toenemende mate de aandacht van natuurliefhebbers uit de streek. Dat loont: de soortenlijst van het bekken groeit gestaag. Zo nu en dan staat er eens een kers op de taart. Dat was het geval op zondag 2 juni 2013: tijdens een fietstocht werd een vreemd roepje gehoord. Dat bleek van een bleke vogel te komen die tussen de struiken zat: een mannetje van de Grauwe klauwier. Wanneer andere toegesnelde vogelkijkers de vogel terugvinden, blijkt er ook een vrouwtje in de buurt te zitten. De eerste aanwijzing van een mogelijk broedgeval. De spanning stijgt. Om verstoring te vermijden worden de waarnemingen op www.waarnemingen.be onder embargo geplaatst.Dat vrouwtje liet zich tot begin juli slecht sporadisch zien. Een goed teken voor een broedgeval. Op de zwoele avond van 2 juli was er duidelijk een verschil in gedrag waar te nemen. Zowel het vrouwtje als het mannetje waren opvallend actief. Er werden voortdurend voedselvluchten uitgevoerd, van op de lage onkruiden in een aanpalende maïsakker naar de vermoedelijke nestlocatie. Waarschijnlijk vonden zij uitgerekend daar de nodige ‘kleine’ prooien om hun pas uitgekomen jongen te voederen. Maar deze maïsakker was pas enkele dagen geleden gesproeid met pesticiden. En mogelijk was dit fataal voor de jongen want de volgende dagen werden geen voedselvluchten meer waargenomen. Waren de jongen inderdaad bezweken aan door pesticiden gecontamineerd voedsel? Werd het nest verstoord door andere menselijke activiteiten, zoals gemeentelijke maaiwerken tot vlak tegen de nestlocatie? Er was ook een spoor van platgelopen gras vlak naast de struiken waar het nest zich vermoedelijk bevond. Of was het uiteindelijk toch natuurlijke predatie? We zullen het nooit met zekerheid weten. Maar de oudervogels, die waren nog steeds aanwezig en al snel was duidelijk dat er een nieuwe broedpoging werd ondernomen.
Een tweede poging
Op 31 juli volgde in dezelfde struik de eerste waarneming van een juveniele vogel. De volgende dagen werden er zelfs drie jongen waargenomen. Het eerste geslaagde broedgeval voor Vlaams-Brabant sinds 1990 is een feit en het embargo rond de waarneming wordt opgeheven. Op 16 augustus worden de vogels voor het laatst waargenomen. De Grauwe klauwier heeft een zeer groot verspreidingsgebied (van Europa oostwaarts tot Kazakstan) en een omvangrijke wereldpopulatie (38,6 tot 156 miljoen exemplaren). De populatietrend is helaas negatief over het volledige verspreidingsgebied, maar niet alarmerend. Die daling is een uitloper van de dramatische achteruitgang die zich tussen 1970 en 1990 in grote delen van Europa manifesteerde. De Grauwe klauwier verdween toen als broedvogel uit Vlaanderen.
De crash
Die crash was het gevolg van habitatvernietiging: het verdwijnen van houtkanten met doornstruiken ontnam hen de belangrijkste broedplaatsen. Het Vlaamse landschap heeft veel van haar typische landschapsstructuren verloren. Het verder dichtslibben van de open ruimte door de uitbreiding van woonkernen, industrieterreinen en de uitbreiding van het wegennet lieten geen ruimte meer voor de vogel.
In Wallonië zien we een heel ander verhaal: ten zuiden van Samber en Maas bleef de soort zelfs in de “slechte” periode aanwezig. De aantallen zijn er veel hoger dan in Vlaanderen maar kruipen ook daar nog steeds uit een zeer diep dal. Het Waalse bolwerk bevindt zich in het militair domein van Marche-en-Famenne, waar 30 koppels per km² broeden, wat een totaal geeft van 172 broedparen op de totale oppervlakte van 930 hectaren. Ongeveer de helft van de Waalse broedpopulatie bevindt zich in of nabij Natura 2000 gebieden.
In ons landschap blijken natuurgebieden de enige resterende toevluchtsoorden. Het langzame herstel van de populatie in Vlaanderen is vooral merkbaar in Limburg (vanuit de Voerstreek rukt de Grauwe klauwier weer westwaarts op) en is vergelijkbaar met de toestand in Nederland. Ook daar is die opleving uitsluitend een gevolg van intensieve inspanningen: in het Bargerveen (Drenthe) werd tijdens de laatste 15 jaar minimaal een verdubbeling opgetekend met een significante toename van meer dan 5% per jaar. Het kan dus wel. De tendens binnen de 21 Europese landen die deelnemen aan het “Pan-European Common Bird Monitoring Scheme” toont ons recent gelukkig weer een lichte stijging van de aantallen Grauwe klauwieren. Een lokaal herstel van o.a. houtkanten blijkt meteen een schot in de roos: soorten als de Grauwe klauwier krijgen nieuwe kansen.
Het gericht aanleggen van braamkoepels en takkenhopen kan in de toekomst leiden tot een permanente hervestiging van de soort in de Vlaams-Brabantse valleien van de Demer, Dijle, Grote Gete en Velpe. De aanwezigheid van dergelijke landschapselementen binnen en buiten de erkende natuurgebieden zal een belangrijke rol spelen. Grote natuurgebieden als de Paddepoel, Mene-Jordaenvallei, Rosdel, Aronsthoek, Doysbroek-Getebos en Tiens Broek - Bezinkingsputten bieden goede kansen, maar ook andere structuurrijke delen van die valleien spelen een rol. Het feit dat het eerste gebied waar deze karaktervogel zich vestigde in Vlaams-Brabant een ecologisch beheerd wachtbekken is, pleit ervoor om ook elders in valleien te kiezen voor een combinatie van waterberging en natuurontwikkeling.
Net zoals de helft van de Waalse populatie in of nabij natuurgebieden broedt, ziet het er in Vlaanderen voorlopig ook naar uit dat de Grauwe klauwier zijn heil zal moeten vinden in de natuurgebieden van het Agentschap voor Natuur en Bos en Natuurpunt. Hierbuiten is de natuur te ‘uitgekleed’.
Tekst: Peter Collaerts, Natuurpunt Velpe-Mene & Gerald Driessens, Natuurpunt Studie
Foto's: Marc Van Meeuwen