Huismoeders en weeskinderen
De VlinderstichtingBericht uitgegeven door De Vlinderstichting [land] op [publicatiedatum]
De nazomer is de ideale tijd voor grotere nachtvlinders, zoals huismoeder en rood weeskind. Huismoeders zie je vaak op de vlinderstruik, voor weeskinderen moet je wat extra inspanning verrichten. Deze lok je prima aan met stroop.
De huismoeder is een forse vinder die opvalt door zijn langwerpige uiterlijk. De kleur is erg variabel. Ze zijn soms egaal kaneelbruin, soms zeer druk getekend. Aan de onderzijde hebben ze vrijwel altijd een klein zwart vlekje. Als ze vliegen vallen de fel oranje achtervleugels op, omzoomd met een zwarte baan. Huismoeders zijn algemene nachtvlinders die verspreid door het hele land veel kunnen worden gezien. Ze zijn veel aanwezig in tuinen en komen soms ook het huis in, als we het licht aan hebben en de ramen en deuren open. Het feit dat ze veel binnenshuis worden gezien is waarschijnlijk ook de oorsprong van de naam. Overdag kunnen ze gemakkelijk opgejaagd worden uit de strooisellaag of uit lage vegetatie; de vlinders vliegen dan snel op om zich opnieuw te verbergen en tonen bij het opvliegen hun fel gekleurde achtervleugels. De rupsen leven van allerlei kruidachtige planten en grassen en zijn dus helemaal niet moeilijk.
Het rood weeskind is ook een gewone soort die verspreid over het hele land voorkomt. Wel zien we dat deze in het westen wat talrijker is dan in het oosten. Het rood weeskind is een grote vlinder die soms ook overdag rustend op een boomstam of muur is aan te treffen. Op zwoele middagen zijn ze soms actief en vliegen ze rond boomtoppen. Toch is stropen de beste manier om weeskinderen te zien te krijgen. Stropen of smeren houdt in dat je bij het begin van de schemering een zoete lokstof op bomen of paaltjes aanbrengt. Na een uurtje of zo ga je voorzichtig die plekken af . Als je ze voorzichtig beschijnt met een zaklantaarn kun je er soms heel wat vlinders op tegenkomen. Deze methode werkt het beste in het voor- en najaar als er weinig concurrentie is van bloeiende planten, maar voor het rood weeskind moet je het nu doen. In de buurt van populieren en wilgen heb je de meeste kans, want daarop leven de rupsen.
Tekst en foto’s: Kars Veling, De Vlinderstichting