Strenge winter goed voor kokkels?
Bericht uitgegeven door de Rijksuniversiteit Groningen op [publicatiedatum]
Na de koudere periode van de afgelopen tijd, lijkt het voorjaar het weer te winnen van de winter. Tijdens de afgelopen periode met koude nachten lagen er nog steeds ijsplakken op het wad. Wanneer de watertemperatuur weer omhoog gaat, worden de ingegraven dieren op het wad meteen weer actiever. Maar wat is het effect van een koude winter, zoals we dit jaar hadden, op de kokkels die op het wad leven?
De koudbloedige dieren op het wad houden zich koest tijdens lage temperaturen. Veel van hen graven zich diep in de wadbodem in om bevriezing te voorkomen. Sommige schelpdieren, zoals nonnetjes, graven zich in de winter zo diep in dat ze tot wel vijf centimeter in de bodem verdwijnen. Maar niet ieder schelpdiertje kan zichzelf zo diep verstoppen. Kokkels bijvoorbeeld, leven net onder het oppervlakte van het zand in de bovenste laag van het wad. Deze bovenste laag bevriest met hele koude temperaturen gemakkelijk, waardoor veel kokkels sneuvelen. Dit was afgelopen winter goed te zien op het wad, waar veel dode kokkels lagen.
Maar zo’n strenge winter is niet alleen slecht voor de kokkels: door de vrieskou sterven ook veel kokkeletende dieren. Verschillende onderzoeken in de Waddenzee hebben aangetoond dat op strenge winters juist vaak goede kokkeljaren volgen. Na een strenge winter zijn namelijk ook de aantallen strandkrabben en garnalen afgenomen. Deze dieren voeden zich voornamelijk met heel jonge kleine kokkeltjes.
Rond mei, als de water temperatuur hoog genoeg is, planten kokkels zich voort. Hierbij spuiten mannelijke kokkels grote hoeveelheden sperma en de vrouwelijke kokkels vele eicellen de watermassa van de Waddenzee in. In deze enorme watermassa moeten de ei- en zaadcellen elkaar zien te vinden. Als dit is gebeurd en het eicelletje is bevrucht, zweeft het jonge kokkeltje nog een paar weken in het water en voedt zich daar met algen. Na een paar weken in de watermassa gezweefd te hebben is het kokkeltje te zwaar om verder te zweven en zakt het naar de bodem. Hier graven de jonge kokkels zich enkele centimeters in het sediment in. In dit stadium zijn de kokkels nog geen centimeter groot, en kunnen ze makkelijk worden opgegeten door strandkrabben en garnalen. Hierdoor wordt in de meeste jaren een groot deel van de jonge kokkels opgegeten.
Het is de vraag of dit jaar ook veel jonge kokkels worden opgegeten. Dit hangt onder andere af van het aantal strandkrabben en garnalen dat de winter heeft overleefd. We zullen moeten wachten tot de zomer voorbij is voor we weten of afgelopen winter heeft gezorgd voor een goed kokkeljaar.
Tekst en foto's: Ellen Weerman, Community and Conservation Ecology group - Rijksuniversiteit Groningen