Strandkrabben zoeken de diepte op
De NatuurkalenderBericht uitgegeven door De Natuurkalender op [publicatiedatum]
Als u op een mooie zomerse dag langs de kust scharrelt en wat tussen stenen zoekt heeft u een grote kans om een strandkrab tegen te komen. Ook op het wad is de strandkrab een algemene soort, al zijn ze daar lastiger te vinden omdat ze zich met laag water ingraven. Met deze winterse temperaturen zijn er helemaal geen strandkrabben op het wad te vinden, waar zijn ze dan gebleven?
De gewone strandkrab komt op veel plaatsen in de wereld voor. Het natuurlijke verspreidingsgebied van de strandkrab ligt langs de kust van Europa, maar inmiddels is deze krab ook op veel andere delen van de wereld geïntroduceerd. Strandkrabben zijn er in twee kleurschakeringen: groen en rood. De groene krabben kunnen vergeleken met rode krabben beter tegen schommelingen in de omgeving, zoals veranderingen in de zeewater temperatuur. De rode krabben kunnen vergeleken met de groene krabben weer beter om voedsel vechten.
Strandkrabben eten van alles wat ze te pakken kunnen krijgen en zijn daardoor de afvalruimers van het wad. Ze eten voornamelijk schelpdieren, zoals kokkels en mossels, maar ook wormen en kleine garnalen. Als voedsel schaars is kunnen ze hun eigen soortgenoten aanvallen, daar draaien ze hun schaar niet voor om. Het eten gebeurt voornamelijk ’s nachts en met hoog water, wanneer de krabben makkelijk over het wad kunnen bewegen. Als het laag water wordt, trekken de krabben zich met het water terug in de slenken, om daar het volgende getijde af te wachten. De kleinere krabben graven zich op het droogvallende wad in om op de terugkerende vloed te wachten. Met eb kunnen krabben makkelijk ten prooi vallen aan hongerige vogels zoals meeuwen. Maar eenmaal ingegraven zijn ze lastig te zien voor vogels en zijn ze daardoor relatief veilig.
Nu het buiten ijskoud is en het wad met deze winterse temperaturen zelfs kan bevriezen, trekken strandkrabben zich terug richting de diepere en relatief warmere geulen van de Waddenzee. De stofwisseling van deze koudbloedige beesten gaat in de winter naar beneden, waardoor ze minder voedsel nodig hebben. Krabben kiezen voor veiligheid en blijven in de diepere geulen zolang het water koud is. Als de temperatuur van het water weer stijgt verplaatsen de krabben zich weer richting het droogvallende wad en gaan daar op zoek naar wadbeesten om te verorberen.
Tekst: Ellen Weerman, Community Ecology and Conservation Group, Rijksuniversiteit Groningen
Foto's: Luis Miguel Bugallo Sánchez, GNU licentie; Harm Albers; Hans Hillewaert, creative commons licentie