Nestbescherming weidevogels blijft lastig
Vogelbescherming NederlandBericht uitgegeven door Vogelbescherming Nederland op [publicatiedatum]
Per jaar worden in Nederland door vrijwilligers zo’n 150.000 nesten van weidevogels opgezocht en beschermd tegen landbouwwerkzaamheden. Steeds vaker wordt nu de vraag gesteld: ‘Heeft dit mogelijk ook negatieve effecten? Leidt het controleren van nesten tot een verhoging van verliezen?’ Ja, dit zogenaamde ‘bezoekeffect’ bestaat, zo blijkt uit onderzoek. Predatoren kunnen de nesten makkelijker vinden.
In gebieden met een gemiddelde predatiedruk is per bezoek een extra verlies van maximaal 15 procent mogelijk. In gebieden met een tweemaal zo grote predatiedruk bedraagt dit extra verlies per bezoek minstens 10 procent. Dit betekent dat bij twee of drie bezoeken aan het nest het uitkomstsucces bij de kievit respectievelijk met 26 procent en 37 procent afneemt en bij de grutto zelfs met 33 procent en 45 procent.
Beschermen van legsels leidt bij bepaalde agrarische activiteiten altijd tot meer legsels die uitkomen. Dit geldt bijvoorbeeld voor bescherming tegen maaien of mestinjectie. Maar bij bescherming tegen vertrapping door vee en tegen bemesting met kunstmest geldt dat een bezoek aan het nest ná de beschermingshandeling negatief uitpakt: het effect van de bescherming kan door het bezoekeffect teniet worden gedaan.
Veel nesten krijgen helemaal niet te maken met agrarische activiteiten, zoals in reservaten vaak het geval is. De beste bescherming is dan ook om die nesten met rust te laten. In alle andere gevallen is het van belang om alleen nesten te zoeken die bedreigd worden door landbouwwerkzaamheden. Vervolgens moet het nest niet eerder dan drie weken na de vinddatum worden gecontroleerd op uitkomstsucces. Dit betekent dat het tellen van nesten als instrument voor monitoring of ter controle voor de geldelijke verdeling tussen boeren binnen agrarische natuurverenigingen echt niet kan. Dit kost teveel nesten.
Overigens is het niet duidelijk waardoor de hogere verliezen precies tot stand komen. Vermoedelijk is er sprake van een combinatie tussen het maken van een paadje dat een predator makkelijk kan volgen (zoogdieren, vogels) en de geur die men heeft achtergelaten (zoogdieren).
Het onderzoek werd uitgevoerd door SOVON in opdracht van de Kenniskring Weidevogellandschap van het Weidevogelverbond, waar ook Vogelbescherming Nederland deel van uitmaakt.
Tekst: Ruud van Beusekom, Vogelbescherming Nederland
Foto: Martin Hierck