Wrattige mosdierslakjes: ze zijn er weer!
Stichting ANEMOONBericht uitgegeven door ANEMOON op zaterdag 27 juni 2009
In de zomer en het najaar verschijnen de mosdiertjes aan de Nederlandse kust, en met hen hun consumenten. De afgelopen weken mochten we in de Oosterschelde alweer voor het elfde opeenvolgende jaar het voor onze kust schaarse wrattige mosdierslakje begroeten. Deze prachtige zeenaaktslak zou je qua anatomie en kleur eerder in tropen dan in onze Oosterschelde verwachten.
Het wrattige mosdierslakje (Limacia clavigera) is slechts een schaarse en recente verschijning op onze kust. Pas in 1995 is het eerste Nederlandse exemplaar in de buurt van Zierikzee waargenomen. Sinds 1999 worden ze jaarlijks in zeer kleine aantallen en uitsluitend in de noordwestelijke Oosterschelde gevonden. Ze voeden zich uitsluitend met vliescelmosdiertjes. Dat zijn kolonievormende zeediertjes die zo klein zijn dat de individuele diertjes voor het oog van duiker niet zichtbaar zijn. Maar als kolonie zijn ze zeer karakteristiek en als specifieke soort eenvoudig te herkennen.
Het wrattige mosdierslakje
Het wrattige mosdierslakje kan ongeveer 20 milimeter groot worden. Op zijn rug draagt hij in twee rijen kleine aantallen papillen van verschillende lengtes. De lange papillen buigen zich vanaf de zijkant over de rug. Het lichaam is wit met karakteristieke gele en oranje pigmentvlekken op onder andere de uiteinden van de papillen, de rug en andere externe organen. Tussen de papillen staat op de achterkant van de slak een klein kieuwkransje dat slechts uit drie pluimen bestaat. Deze anatomie maakt het, ondanks zijn afmetingen, een voor sportduikers eenvoudig te herkennen soort.
Vliescelmosdiertjes: het specifieke voedsel van het wrattige mosdierslakje
Waarom komt deze soort na vijftien jaar nog steeds nagenoeg uitsluitend in zo’n beperkt verspreidingsgebied, de Noordwestelijke Oosterschelde, voor? Het is een raadsel, want het voedsel van deze naaktslak is seizoensgebonden zeer algemeen in het grootste gedeelte van de Oosterschelde, elders in de Zeeuwse Delta en op de Noordzee. Je zou verwachten dat de populatie van het slakje zo klein is dat het hier uiteindelijk uitsterft of dat het groot genoeg is en het zich langzaam verder over de Zeeuwse Delta en Noordzeekust gaat verspreiden. Een verklaring voor deze kleine doch stabiele lokale populatie ligt mogelijk verborgen in de biologie van het larfje van het zeenaaktslakje. De larven die uit de eitjes komen zijn microscopisch klein. Terwijl de larven van andere soorten zeenaaktslakken zich als plankton in de waterkolom vestigen en eenvoudig door de stroming van het getijdenwater verspreid kunnen worden, vestigen de larven van het wrattige mosdierslakje zich waarschijnlijk meteen op of in de bodem op de locatie waar ze zijn uitgekomen. Als in het late voorjaar de vliescelmosdierdiertjes weer tot ontwikkeling komen, gaan ook de larven van deze slakjes, op exact dezelfde plaats waar ze uit de eitjes zijn gekomen, zich ontwikkelen. Na enkele weken zijn ze volwassen, zetten ze eitjes af en gaan de slakjes dood. Weer enkele weken later komen de larven uit de eitjes en vestigen zich weer lokaal op of in de bodem, zonder de gelegenheid te krijgen om zich te verspreiden.
Alleen de toekomst zal ons leren of dit fraaie zeenaaktslakje, dat algemeen op de West-Europese kust van Noord-Noorwegen tot in de Middellandse zee en de Noordwest-Afrikaanse kust voorkomt zich uitgebreider op onze kust zal gaan vestigen.
Tekst en foto’s: Peter H. van Bragt, Stichting Anemoon: www.anemoon.org