Vleermuisonderzoek geeft inzicht in zwermgedrag
ZoogdierverenigingBericht uitgegeven door de Zoogdiervereniging op vrijdag 20 februari 2009.
Groeven waar vleermuizen overwinteren verdienen goede bescherming. Deze groeven worden gebruikt voor het zwermen in de herfst waarbij veel dieren uit een wijde omgeving betrokken zijn. De genetische uitwisseling die hierbij plaats vindt tussen in de zomer gescheiden populaties is van belang voor gezonde vleermuispopulaties. Dit blijkt uit grootschalig onderzoek van vrijwilligers van de Nederlandse Jeugdbond voor Natuurstudie (NJN) en de Zoogdiervereniging naar het zwermgedrag van vleermuizen in Zuid-Limburg.
Zwermen is het bezoeken van een groot aantal vleermuizen van winterverblijven vóór de winterslaap. Het zwermgedrag heeft twee functies. Ten eerste als samenkomst om te paren. Doordat bij het zwermen veel dieren uit een wijde omgeving betrokken zijn, vindt er genetische uitwisseling tussen in de zomer gescheiden populaties plaats. Ten tweede wordt er verondersteld dat door zwermgedrag jonge dieren van oude dieren leren waar verschillende mogelijkheden voor overwinteringplaatsen zich bevinden. Zwermgedrag is dus een essentieel onderdeel van het leven van vleermuizen. En de plekken waar dit gebeurt zijn dus van groot belang voor de bescherming van deze zoogdieren.
In de herfst van 2008 werkte een groot aantal vrijwilligers van de NJN en de Zoogdiervereniging samen om paringsontmoetingsplaatsen van vleermuizen voor kalksteengroeven in Zuid-Limburg in beeld te brengen. Gedurende elf weekenden werden meer dan 1400 paarbeluste vleermuizen van dertien verschillende soorten gevangen waaronder drie zeer zeldzame: de Bechsteins vleermuis, de Brandts vleermuis en de vale vleermuis. De watervleermuis is het meest gevangen, gevolgd door de franjestaart en de ingekorven vleermuis. Dit onderzoek is het eerste grootschalige langdurige onderzoek naar zwermgedrag in Nederland.
In het onderzoek is in de periode begin augustus tot en met half oktober gestandaardiseerd ieder weekend voor zes vooraf geselecteerde kalksteengroeven gevangen. Dit om te onderzoeken wanneer welke vleermuissoorten zwermen. Hierbij was het voornaamste doel te onderzoeken of de zwermperiode samenvalt met de seksuele activiteit van de soort. Dit bleek het geval te zijn.
De gevonden zwermpieken zijn te verdelen in vier categorieën: vroege piekers, middenpiekers, late piekers en fluisteraars. Sommige soorten, de vroege piekers, zwermen begin augustus. Late piekers zwermen pas laat in de herfst, de middenpiekers zitten daar tussenin. Daarnaast kunnen we spreken van fluisteraars, de soorten die zich niet met luide roep oriënteren, maar die jagen met een zachte sonar en/of door passief te luisteren. Deze soorten lijken zeer weersgebonden te zwermen.
Een ander belangrijk resultaat is de vondst, dat de dieren voornamelijk zwermen tussen 11 en 1 uur ’s nachts. In dat deel van de nacht dienen zwermplekken dus vrij te blijven van verstoring zoals verlichting of excursies.
Uit het onderzoek komt naar voren komt dat de onderzochte groeven sterk van elkaar verschillen in soortensamenstelling en gevangen aantallen. Dit laat zien dat het van groot belang is dat verschillende van deze winterobjecten onderzocht worden om een goed beeld van zwermpieken en de aanwezigheid van soorten in een regio vast te stellen. Maar ook hoe belangrijk het is om deze plekken goed te beschermen. Dit kan bijvoorbeeld door bij gebruik van groeven voor excursies, of andere exploitatie, expliciet rekening te houden met zwermgedrag. Deze beschermingsmaatregelen moeten ook opgenomen worden in beschermingsplannen van groeven, die op dit moment in het kader van Natura2000 worden opgesteld.
De resultaten van het onderzoek zijn neergelegd in het onlangs verschenen rapport Zwermactiviteit van vleermuizen in het najaar voor kalksteengroeven in Limburg. Van R. Janssen, J. van Schaik, B. Kranstauber en J.J.A. Dekker, 2008. (VZZ rapport 2008.55. Zoogdiervereniging VZZ, Arnhem.)
Tekst: Rene Janssen en Jasja Dekker, www.zoogdiervereniging.nl
Foto: watervleermuis, Rene Janssen