Wortelkluit Vijlenerbos Bijlsma

Oud bos in een nieuw jasje

Wageningen University
10-AUG-2008 - De regen van de afgelopen dagen was voor kampeerders en andere vakantiegangers geen pretje. Slechts weinigen weten echter dat het nóg erger kan. Nergens in Nederland valt zoveel regen als bij het Drielandenpunt. Ondanks (of misschien wel dankzij?) dit regenrecord is het zeker de moeite waard een bezoekje te brengen aan het Vijlenerbos, een mooi ‘oud bos’ in het uiterste puntje van Zuid-Limburg.

Bericht uitgegeven door Alterra, Wageningen UR op zondag 10 augustus 2008 

De regen van de afgelopen dagen was voor kampeerders en andere vakantiegangers geen pretje. Slechts weinigen weten echter dat het nóg erger kan. Nergens in Nederland valt zoveel regen als bij het Drielandenpunt. Ondanks (of misschien wel dankzij?) dit regenrecord is het zeker de moeite waard een bezoekje te brengen aan het Vijlenerbos, een mooi ‘oud bos’ in het uiterste puntje van Zuid-Limburg.

De aanduiding ‘oude bossen’ wordt gebruikt voor bossen die tenminste tweehonderd jaar als bosgroeiplaats bestaan, maar liefst veel langer. Bossen met dikke en hoge bomen zijn lang niet altijd oud in die zin dat er al lang bos voorkomt op die plek.. Oude bossen zijn belangrijk doordat er soorten voorkomen die zich er ooit hebben gevestigd onder omstandigheden die veel beter waren dan nu. Veel zogenaamde oud-bossoorten kunnen zich slecht verspreiden over grotere afstanden en zitten nu dus opgesloten in oude bossen (‘relictsoorten’). Een goed beheer in en rond dergelijke bossen is daarom erg belangrijk.

Bosreservaten
Maar wat is goed beheer? Het meeste oude bos werd vroeger (tot circa 1900) gebruikt als hakhoutbos voor de productie van eikenschors, brandhout, houtskool en dergelijke. De stammen in een hakhoutbos werden om de tien tot vijftien jaar gekapt. Dit bos zag er dus totaal anders uit dan de bossen van nu. Nadat de economische noodzaak van de hakhoutcultuur was verdwenen, zijn veel bossen omgezet naar naaldbos of min of meer aan hun lot overgelaten. In de jaren ‘80 van de vorige eeuw is het bosreservatenprogramma gestart met als doel na te gaan hoe het Nederlandse bos meer natuurlijk zou kunnen worden beheerd. Hiertoe zijn door het hele land zestig bosreservaten aangewezen waarin niet meer wordt ingegrepen: het bos ontwikkelt zich geheel spontaan. Een belangrijk resultaat is dat spontane ontwikkeling lang niet altijd tot meer natuur leidt. Dit komt door de vaak kunstmatige uitgangssituatie van het bos: gelijkjarig naaldhout of voormalig hakhout.

Bosreservaat Vijlenerbos
Bosreservaat Vijlenerbos op het plateau van Vaals is een goed voorbeeld van een zeer oud bos op zure bodem dat juist wel sterk profiteert van een natuurlijke ontwikkeling. Het is zeer lang in particulier bezit geweest en extensief gebruikt als middenbos (hakhoutbos met verspreide, opgaande bomen). Na de oorlog is het onder de hoede van Staatsbosbeheer gekomen die toen al, op grond van de bijzondere bosstructuur en soortensamenstelling, besloot de bospercelen niet om te vormen naar naaldhout. Het bos bestaat uit verspreide dikke eiken afgewisseld door sneller groeiende berken en lijsterbessen. Hulst en mispel zijn opvallende struiken.

De hoge natuurwaarde in bosreservaat Vijlenerbos komt vooral voor rekening van het vele dode hout en de hoge wortelkluiten van omgewaaide bomen. Door de betrekkelijk hoge ligging (280 meter boven NAP) en neerslag (meer dan 850 millimeter per jaar) heeft de flora overeenkomsten met die van de Ardennen.

 
Een wortelkluit in bosreservaat Vijlenerbos,een van de
vindplaatsen van het verloren gewaande
Geel smaltandmos
 
De in de Ardennen algemene kranssalomonszegel komt bij ons alleen in het Vijlenerbos voor. Het bosreservaat is zeer rijk aan mossen van dood hout waaronder diverse oud-bossoorten, zoals priembladmos en stobbegaffeltandmos. Bodemverstoring die vroeger regelmatig voorkwam door het hakhoutbeheer, komt nu op rekening van omwaaiende bomen die diepe kuilen en hoge kluiten opleveren. Hier kiemen soorten die lange tijd als zaadje in de bodem op hun kans hebben gewacht, waaronder zeldzaamheden die vroeger veel voorkwamen in het hakhoutbos, zoals fraai hertshooi en bleke zegge. Er zijn ook vrij veel mossen met zo’n afwachtende strategie. Heel spectaculair was de ontdekking van geel smaltandmos op diverse hoge wortelkluiten in het bosreservaat. Deze Midden-Europese soort bereikt in Nederland de westgrens van zijn verspreidingsgebied. Het was in 1866 bij Vaals gevonden en in ons land voor het laatst in 1878 op de Jansberg bij Plasmolen.

Bosreservaat Vijlenerbos is een ‘eye-opener’ als het gaat om verhoogde natuurwaarde als gevolg van langdurig extensief beheer en spontane ontwikkeling.

Meer informatie over dit onderzoek is te lezen op www.kennisonline.wur.nl.

Tekst: Rienk Jan Bijlsma, Alterra, Wageningen UR
Foto: Rienk Jan Bijlsma, Alterra, Wageningen UR