Overzicht van de ontwikkeling in de natuur in 2010 tot nu
De NatuurkalenderBericht uitgegeven door De Natuurkalender op [publicatiedatum]
Uit het halfjaaroverzicht van De Natuurkalender blijkt dat de ontwikkeling van planten tot halverwege maart door de koude winter gemiddeld drie weken achter lag op die van de voorgaande negen jaar. Na de warme maart en april was er halverwege april geen achterstand meer. Ook de ontwikkeling van vlinders, amfibieën en vogels was halverwege de lente vergelijkbaar met het gemiddelde van de voorgaande jaren. Door de koude mei liep de achterstand bij de planten en libellen weer op tot bijna twee weken. Ondanks de hitte ligt de ontwikkeling van zomerbloeiers toch nog bijna een week achter op de voorgaande jaren. Hier is de droogte waarschijnlijk de boosdoener.
Vanmorgen zijn de resultaten van het eerste halfjaar Natuurkalender bij het radioprogramma Vroege Vogels gepresenteerd. Het jaar kent al diverse uitersten wat betreft weersomstandigheden. Op basis van de duizenden natuurwaarnemingen door vrijwilligers en scholieren kunnen we een eerste balans opmaken van hoe de natuur op de weersomstandigheden gereageerd heeft.
Ruim drie weken achterstand
De afgelopen winter is koud geweest. Niet extreem koud maar wel de koudste sinds 1996. Dat was dus wel weer even wennen. Vooral omdat we net de een na warmste november in drie eeuwen achter de rug hadden. De eerste hazelaars kwamen dan ook al in november in bloei en diverse amfibieënsoorten waren nog actief. Door de kou kwam de ontwikkeling echter abrupt tot stilstand. De hazelaars kwamen pas weer massaal eind februari in bloei. De achterstand in de natuur ten opzichte van het gemiddelde van de voorgaande jaren was tegen die tijd opgelopen tot ruim drie weken. In vergelijking met het gemiddelde van 50 jaar geleden was de achterstand echter maar vier dagen. Het begin van 2010 was dus vrijwel vergelijkbaar met vroeger terwijl de voorgaande jaren zeer vroeg waren.
Vlinders pas in maart
Met het in bloei komen van klein hoefblad, speenkruid en bosanemoon aan het einde van maart liep de achterstand in de ontwikkeling sterk terug. Halverwege maart liep de temperatuur flink op en ondanks dat de meeste mensen het voorjaar koud vonden gingen zowel maart als april de boeken in als zacht en zonnig. Rond half april kwamen bomen als berk, beuk en eik in blad. Ze hadden nauwelijks meer een achterstand ten opzichte van de voorgaande jaren. De koude winter had voor voldoende ‘winter chilling’ gezorgd zodat ze snel konden reageren op de hogere temperaturen.
Tot half maart werden er nauwelijks eerste vlindermeldingen doorgegeven. Sinds de start van De Natuurkalender in 2001 kwamen de eerste vlinders niet zo laat tevoorschijn. Vanaf half maart waren er echter prima omstandigheden voor vlinders waardoor de piek van de eerste vlinderwaarnemingen van dagpauwoog, gehakkelde aurelia en het boomblauwtje toch vrijwel op hetzelfde moment viel als in de voorgaande jaren.
Amfibieën allemaal tegelijk
Het verschijnen van de bruine kikkers en padden lag begin maart nog een week achter terwijl de eerste eieren aan het einde van maart zonder achterstand op voorgaande jaren verschenen. Ze hadden dus een inhaalslag gemaakt. Stichting RAVON meldde begin april dat door de plotselinge weersverbetering de vroege soorten (bruine kikker, gewone pad) en late soorten (rugstreeppad) vrijwel tegelijkertijd uit winterslaap kwamen. De koorzang en eiafzet viel ook gelijktijdig.
Vogels zonder verassingen, maar veel rupsen
De vogels lieten ook dit jaar weer geen echte verrassingen zien. De zanglijster werd twee weken later gehoord dan vorige jaren maar het gemiddelde verschil van alle vogels met voorgaande jaren komt precies uit op nul dagen, geen verschil dus. Sinds de start van de Natuurkalender vogelwaarnemingen in 2001 zijn de jaarlijkse verschillen zeer klein in vergelijking met de grote variatie bij de andere soortgroepen.
Het ziet er naar uit dat veel vogels dit jaar geprofiteerd hebben van de late start van het jaar. De afgelopen jaren misten vooral de trekvogels die uit Afrika moesten komen een deel van de voedselpiek. Dit jaar klopte hun timing van terugkomst weer wel en konden ze profiteren van de enorme aantallen rupsen van onder andere de kleine wintervlinder. De grote aantallen rupsen worden waarschijnlijk veroorzaakt door de combinatie van een zeer warm voorjaar in 2009, de gunstige paaromstandigheden in november, de koude winter en de gunstige omstandigheden in het voorjaar. De enorme aantallen resulteerden in winterachtige taferelen. In grote delen van het land werden eiken volledig kaalgevreten. Naast de rupsen van de wintervlinder werden van andere vlindersoorten zoals de eikenprocessierups en de spinselmot grote aantallen rupsen gezien. SOVON Vogelonderzoek constateerde dat als gevolg van de enorme rupsenmassa veel jonge pimpelmezen gezien werden. In welke mate de verschillende vogelsoorten precies geprofiteerd hebben zal later moeten blijken.
Koudste mei sinds 1991
De reden dat de meeste mensen het afgelopen voorjaar als koud herinneren ligt aan de koude meimaand. Sinds 1991 was mei niet meer zo koud. De inhaalslag die de natuur in maart en april had gemaakt werd voor een deel teniet gedaan. De bloeidatum van vlier, echte koekoeksbloem, gouden regen en margriet viel bijna twee weken later dan de voorgaande jaren. Ten opzichte van vijftig jaar geleden was er trouwens net als in het begin van het jaar nauwelijks een verschil te zien. Ook de ontwikkeling van de bladeren na de bladontplooiing bij bomen als de eik vertraagde sterk. Dit droeg er aan bij dat bomen versneld kaal gevreten werden. De trage ontwikkeling van planten zette veel hooikoortspatiënten op het verkeerde been. De afgelopen jaren ontwikkelden de eerste hooikoortsklachten als gevolg van het graspollen zich in de eerste week van mei. Dit jaar begon het graspollenseizoen pas drie weken later. Veel hooikoortspatiënten hoopten al dat ze over de hooikoorts ‘heen gegroeid’ waren.
Net als de late voorjaarsbloeiers werden ook de libellen beïnvloed door de lage meitemperaturen. De altijd vroege vuurjuffer had er nog niet zo’n last van omdat hij eind april al tevoorschijn kwam maar het lantaarntje, de platbuik, de azuurwaterjuffer en de weidebeekjuffer verschenen bijna twee weken later dan de voorgaande jaren.
Vruchtrijping vertraagd
Na de koude mei was het contrast met de warmte in juni en vooral het begin van juli wel groot. De vertraagde ontwikkeling in mei werd hierdoor voor een deel gecompenseerd. Toch liep ondanks de warmte de bloei van de zomerbloeiers als grote wederik, wilde peen en sint janskruid nog bijna een week achter op het gemiddelde van voorgaande jaren. De droogte zorgde waarschijnlijk voor een extra vertraging in de ontwikkeling van kruidachtige planten. Voor de ontwikkeling van de eieren van de zandhagedissen waren de omstandigheden wel ideaal. Niet eerder werden zo vroeg de eerste jonge hagedisjes waargenomen als dit jaar.
Aan het einde van juli is het nu wachten op de meldingen van de eerste rijpe vruchten van de wilde lijsterbes en de vlier. De lijsterbes had in voorgaande jaren rond half juli al rijpe vruchten. Door de late bloei komt de vruchtrijping van de wilde lijsterbes waarschijnlijk pas uit op begin augustus. Voor de vlier moeten we waarschijnlijk wachten tot half augustus of zelfs nog later. Het is nog onduidelijk hoe de combinatie van de recente hoge temperaturen en de droge omstandigheden de snelheid van vruchtrijping beïnvloed hebben.
Tekst: Arnold van Vliet, Wichertje Bron en Sara Mulder, De Natuurkalender
Foto's: Arnold van Vliet