Herintroductie van de zalm: waarom lukt het niet?
Wageningen Marine ResearchWereldwijd zijn trekvissoorten zeer ernstig in de knel geraakt door klimaatverandering, vervuiling, migratiebarrières, invasieve soorten, verlies van paaihabitat en overbevissing. In het bijzonder in Europa is de achteruitgang sinds de jaren 70 zeer sterk geweest: een afname van ruim 90 procent in populaties.
Vanaf eind jaren 80: nieuwe kansen voor de bedreigde zalm
De bedreigde Atlantische zalm is één van de soorten die in de jaren 50 in Nederland volledig was uitgestorven. Sinds de waterkwaliteit in de Rijn in de jaren 80 is verbeterd, zijn er honderdduizenden zalmeitjes, larven en smolts (jonge zalmpjes die naar zee trekken) uitgezet in het Duitse stroomgebied van de Rijn om deze iconische trekvissoort weer terug te krijgen. Sindsdien zijn er jaarlijks omgerekend ongeveer 140.000 uitgezette smolts naar zee getrokken. Dit leidde in de eerste twintig jaar tot een geleidelijke toename van terugkerende zalmen. Vanaf 2015 nam de populatie terugkerende zalmen echter weer snel af, terwijl de uitzettingspercentages even hoog bleven. De oorzaken hiervan zijn voor het merendeel nog onduidelijk.
Nederlandse rivieren als doortrekgebied
De Atlantische zalm paait onder andere in de snelstromende beekjes en riviertjes van Duitsland, Frankrijk en België. De larven van de zalm groeien in de rivieren binnen één tot twee jaar uit tot smolts die in het voorjaar in de richting van de zee en oceaan trekken. Hierbij migreren ze over grote afstanden en kunnen ze tot aan de Faeröer eilanden of zelfs tot Groenland trekken. De dieren foerageren één of meerdere jaren op zee, voordat ze weer volgroeid naar hun geboorterivier terugzwemmen om bijvoorbeeld in zijtakken van de Rijn te paaien. Het grootste deel van deze zalmen sterft vervolgens na de paai. De Nederlandse delen van de Rijn worden tijdens de migratie alleen als doortrekgebied gebruikt.
Vooral zeer grote verliezen in zoetwater: zowel jonge als volwassen dieren
Tussen 2001 en 2016 hebben onderzoekers circa 1.000 volwassen zeeforellen en 200 zalmen bij de buitenkant van de Haringvlietsluizen gezenderd met als doel de gebieden te ontdekken waar de grootste zalmverliezen in het Rijnecosysteem plaatsvinden. Hetzelfde is tussen 2006 en 2016 gedaan voor circa 1.300 jonge zalmen in de Duitse opgroeigebieden in de Rijnvertakkingen. In beide studies konden de individuele vissen zowel in Nederland als in Duitsland via het NEDAP-netwerk van ontvangststations gevolgd worden.
Uit deze twee onderzoeken bleek dat er vooral sprake was van grote verliezen tijdens het zoetwatergedeelte van de migratie. De percentages verliezen op open zee liggen naar schatting tussen de 29 en 41 procent, terwijl het verliespercentage voor jonge zalmen (smolts) op de Rijn naar schatting gemiddeld 86 procent is, en voor volwassen exemplaren zelfs 94 procent tijdens hun optrek in zoetwater.
Dit betekent volgens ecoloog Jacco van Rijssel dat bij 140.000 jonge uitgezette zalmen in de Duitse Rijn ongeveer 400 tot 800 volwassen exemplaren jaarlijks levend terugkeren in het paaigebied, wat leidt tot een terugkeerverhouding van slechts circa 0,5 procent. "Uit studies blijkt dat deze terugkeerverhouding minimaal 3 procent moet zijn om een Atlantische zalmpopulatie te verkrijgen die zichzelf in stand kan houden", vertelt hij.
De grootste verliezen op het zoete water gebeuren in de Nederlandse en Duitse Rijn, maar ook al meteen in de Duitse zijriviertjes waar de smolts worden uitgezet. Voordat de smolts de Rijn bereiken, verdwijnt volgens Jacco van Rijssel al ruim vier op de tien gezenderde dieren. In deze studie moet volgens hem wel rekening worden gehouden met het feit dat het om vrij grote smolts gaat die twee jaar lang zijn opgegroeid in een kwekerij en dus niet eerder zijn blootgesteld aan natuurlijke factoren zoals predatie.
Mogelijke oorzaken verliezen: predatie, migratiebarrières en klimaatgrilligheid
De definitieve oorzaken van de verliezen blijven vooralsnog ietwat onzeker. Predatie lijkt een grote rol te spelen bij het niet overleven van smolts. Mogelijke predatoren zijn aalscholvers, maar ook vissoorten zoals baars, snoek, snoekbaars en Europese meerval, en ook zoogdiersoorten als de zeehond die allemaal zijn toegenomen de laatste tien jaar. Verder kunnen migratiebarrières een rol spelen, alhoewel er op de Haringvlietsluizen na, een vrij optrekbare migratieroute is tot in zijrivieren van de Rijn in Duitsland. Ook heeft toenemende klimaatgrilligheid geleid tot verminderde afvoer van rivierwater naar zee en hogere watertemperaturen. Beide kunnen zeer negatieve effecten hebben op de overleving van zalm als koudeminnende vissoort. Ten slotte spelen waarschijnlijk ook andere factoren zoals scheepvaart en de genetische achtergrond van de uitgezette smolts een rol in de zeer lage terugkeerverhouding.
Het lijkt erop dat, ondanks alle verrichte ecologische herstelwerkzaamheden aan het Rijn-Maasecosysteem, dit leefgebied vooralsnog niet voldoende hersteld is voor een serieuze terugkeer van de Atlantische zalm. Twee andere in dezelfde periode geherintroduceerde trekvissoorten lijken daarentegen momenteel overtuigend kansen te maken in datzelfde ecosysteem. De Noordzeehouting, die zeer talrijk aanwezig is, en de elft lijken aan een opmars bezig te zijn.
Meer informatie
- De studie 'Reintroducing Atlantic salmon in the river Rhine for decades: Why did it not result in the return of a viable population?' is verschenen in River Research and Applications.
- Meer informatie over WUR-onderzoek naar vismigratie.
Tekst: Jacco van Rijssel, Erwin Winter en Cecile Leuverink, Wageningen Marine Research
Beeld: Wageningen Marine Research (leadfoto: PhD-student Melanie Meijer zu Schlochtern onderzoekt hoe grote trekvissen zoals zeeforel, Atlantische zalm, zeeprik en Noordzeehouting de Haringvlietsluizen kunnen passeren)