Sluipmoordenaar StikstofDe hoge stikstofdepositie is, naast een juridisch en een beleidsmatig probleem, ook echt een probleem voor de natuur. Stikstof is de grootste drukfactor voor de natuur en de effecten ervan zijn zichtbaar in nagenoeg alle soortgroepen en in bijna alle natuurgebieden. Om dat in beeld te brengen maakt SoortenNL de reeks Sluipmoordenaar Stikstof waarin niet puur juridisch of beleidsmatig, maar vanuit de soorten gekeken wordt naar de invloed die stikstof heeft op de natuur. Die is – spoiler alert – enorm. |
Het kabinet ziet een structurele stikstofaanpak als een mogelijkheid om ruimte te bieden aan economische ontwikkelingen en natuurherstel. Er is drie miljard euro extra voor natuur in de komende tien jaar. De aanpak bestaat uit reductie van de stikstofuitstoot, versnelde effectgerichte herstelmaatregelen binnen Natura2000-gebieden en realisatie van natuurinclusieve bufferzones rond natuurgebieden. Hoe zorgen we dat ook reptielen daarvan profiteren? Maatwerk is hierbij cruciaal (zie de sectie 'Doordachte uitvoering' hieronder).
Stikstofgevoelige natuur en reptielen
Reptielen hebben vooral last van twee aspecten van stikstof. Enerzijds de vermestende werking, waardoor terreinen versneld dichtgroeien, zonplekken verdwijnen én er intensiever beheerd wordt. Anderzijds de verzurende werking, die zorgt voor een uitgeloogde bodem met een grote onbalans in (sporen)elementen die doorwerkt in de prooien. Hoe dit exact via de voedselketen op reptielen uitwerkt, is nog onduidelijk. Stikstofgevoelige natuur bevindt zich met name op de hoge zandgronden en in de kustduinen, waar de bodem van nature voedselarmer en weinig gebufferd is. Hier liggen ook veel van de belangrijkste leefgebieden voor reptielen: heide, hoogveen, open bossen, duinen en kleinschalige cultuurlandschappen (zie onderstaande kaart).
Goed beheer voor reptielen
Voor reptielen is het in stand houden van een rijke vegetatiestructuur en het voldoende open houden van gebieden van belang. Dit gebeurt bij voorkeur door opslag te verwijderen. Vooral voor het behoud van vegetaties en andere fauna vindt ook plaggen, maaien, chopperen en begrazen plaats. Indien dit doordacht en kleinschalig gebeurt, kan dat samengaan met behoud van reptielen. Reptielen hebben een voorkeur voor oudere, structuurrijke vegetaties met een afwisseling in zon- en schuilplekken. Ook in door stikstof aangetaste habitats, zoals sterk vergraste en licht verboste terreindelen, kunnen ze hoge dichtheden bereiken. Dit maakt hen bijzonder kwetsbaar voor intensief en grootschalig beheer. Reptielen zijn bovendien honkvast. Dit maakt hen ook extra kwetsbaar. Maatwerk is dus vereist!
Driehonderd miljoen goed besteden
Nu er tien jaar lang jaarlijks driehonderd miljoen euro beschikbaar is voor stikstofgevoelige natuur, is het belangrijk dat de voor deze habitats zo karakteristieke reptielen daar ook duurzaam van profiteren. Uit het verleden weten we dat grote geldbedragen met korte bestedingstermijnen kunnen leiden tot te intensief en grootschalig herstelbeheer waar reptielen onder lijden. Centraal in de stikstofaanpak staat gelukkig het drastisch terugbrengen van de uitstoot. Zonder die ingreep is elke herstelmaatregel slechts een doekje voor het bloeden.
Doordachte uitvoering
Creëer robuuste natuurgebieden met bufferzones
Zorg dat de abiotiek en waterhuishouding op orde komen. Droogte versterkt de schade van stikstof en diverse reptielensoorten zijn gevoelig voor verdroging in combinatie met overbegrazing. Het kappen van naaldbos kan de (half)open leefgebieden versneld robuuster maken en tevens verdroging tegengaan. Uitbreiding van hoogvenen kan ook bijdragen aan koolstofvastlegging.
Beheer kleinschalig en ontzie de hotspot
Reptielen zijn heel gevoelig voor plaggen, chopperen en begrazen van voedselarme terreinen. Houd daarom bij herstelbeheer nadrukkelijk rekening met het grote belang van vochtige, grazige terreindelen (pijpenstro, pitrus), oude heidesuccessiestadia en de aanwezigheid van overwinteringsplaatsen. Vaak volstaat opslag verwijderen! Raadpleeg de Nationale Databank Flora en Fauna en inventariseer de onvoldoende onderzochte terreindelen. Faseer de uitvoering in ruimte en tijd en werk kleinschalig.
Spaar voldoende leefgebied
Reptielen, en zeker slangen, komen in relatief lage dichtheden voor. Het is daarom noodzakelijk om grote oppervlakten geschikt leefgebied in stand te houden. Enkel hotspots sparen is niet genoeg. Kale grond of enkele centimeters hoge vegetatie bieden geen kansen aan reptielen. Bovendien is behoud van de bodemporositeit essentieel, omdat deze voor beschutting, vochtigheid en overwinteringsmogelijkheden zorgt. Het duurt decennia voordat dergelijke structuren zich opnieuw ontwikkelen.
Benut de bufferzones
Bij een juiste inrichting bieden de voorziene bufferzones rond natuurgebieden uitstekende kansen aan reptielen. Er is veel praktische kennis voor inrichting en beheer.
Verbind gebieden
Bij het streven naar robuustheid en bufferzones spelen verbindingszones, faunapassages en ecoducten een grote rol. Deze blijken volop gebruikt te worden door reptielen, als aanleg en onderhoud volgens de actuele kennisstand gebeurt. RAVON kan bijdragen middels het verstrekken van kennis en gegevens, het meedenken over inrichting en beheer en aan onderzoek naar het effect van maatregelen op reptielen.
Meer informatie
Tekst: RAVON
Foto's: Jelger Herder, RAVON (leadfoto: grootschalige plagplek op een heideterrein; bij dergelijk grootschalig beheer verliezen reptielen veel leefgebied)