Dagvlinderjaar 2021
De VlinderstichtingVrijwel alle gegevens van de monitoringroutes zijn binnen. Hierdoor krijgen we al een mooi beeld van hoe het met de verschillende soorten dagvlinders ging het afgelopen jaar. Van jaar tot jaar zijn er vaak flinke fluctuaties in aantallen; uitspraken over of het goed of slecht gaat met een vlinder kun je alleen doen aan de hand van een lange tijdreeks. De trends van de dagvlinders worden op dit moment door het CBS berekend en deze gegevens zullen in maart verschijnen.
Maar met de ‘ruwe’ gegevens kunnen we ook al wat. Zo blijkt uit de bovenstaande grafiek van alle vlinders samen dat er vrijwel het gehele vlinderseizoen van 2021, vanaf april, minder vlinders werden geteld op de routes dan het gemiddelde vanaf 1990. Alleen in september zien we de lijn van 2021 boven de gemiddelde lijn uitkomen. En inderdaad was september een hele vlinderrijke maand waarin vooral de dagpauwoog het enorm goed deed. Normaal gesproken heeft deze soort wel een extra generatie in de nazomer, maar dit jaar was deze heel groot. Na drie erg droge jaren was 2021 eindelijk weer een wat vochtiger jaar waar de dagpauwoog waarschijnlijk van heeft geprofiteerd.
Een andere vlinder die erg veel aanwezig was, en niet alleen in het najaar maar gedurende de gehele vliegtijd, was het bruin blauwtje. Deze heeft een paar generaties per jaar en zoals in de grafiek te zien is lag de piek steeds boven de ‘normaal’. Dit heeft waarschijnlijk te maken met de hele droge en hete jaren die we gehad hebben. Ooievaarsbek en reigersbek, de waardplanten van het bruin blauwtje waar de rupsen op gespecialiseerd zijn, hebben het in de voorgaande jaren erg goed gedaan en zijn dus veel aanwezig. Dat zorgde voor goede voortplanting van het bruin blauwtje. Er is goede kans dat deze de komende jaren weer zal afnemen, want juist door die vochtigheid zullen grassen en ruigere planten het weer beter gaan doen en de waardplanten van het bruin blauwtje verdringen. Een soort die het in alle drie generaties in 2021 duidelijk minder heeft gedaan is het landkaartje. Ook dit kan een – uitgesteld- effect van de droge jaren zijn. Er waren in 2020 ook niet veel vlinders. Dit betekende vanaf de eerste generatie in 2021 dus al een achterstand die het landkaartje dit jaar nog niet heeft weten om te buigen.
De fluctuaties van jaar tot jaar worden vaak voor een belangrijk deel veroorzaakt door de weersomstandigheden. De langjarige trend, waarbij je ziet of het goed of slecht gaat met een vlinder, is afhankelijk van hoe het leefgebied zich op de langere termijn ontwikkelt. Deze gegevens kunnen niet worden verzameld zonder de enorme inzet van de tellers, die wekelijks van april tot eind september hun routes tellen. Fantastisch werk!
Tekst en foto’s: Kars Veling, De Vlinderstichting
Grafieken: NEM meetnet vlinders