Broedvogelmonitoring: alleen voor vroege vogels
Bosgroepen
17-MRT-2020 - Een uur voor zonsopgang loopt ecoloog Maarten Immerzeel deze weken al in het veld voor een broedvogelmonitoring. Zijn oren zijn ondertussen zo goed getraind, dat hij de bijzondere soorten er zo uitfiltert. Grote lijsters, boomleeuweriken, geelgorzen; de meeste vogels zijn op dit vroege tijdstip het actiefst.
Monitoring gekoppeld aan subsidie
Dit voorjaar starten de Bosgroepen weer met SNL-monitoring op verschillende terreinen van leden die via de Bosgroepen SNL-beheersubsidie ontvangen. Het monitoren of karteren is een verplichting vanuit de subsidieregeling, uitgevoerd in opdracht van, en gefinancierd door de provincies. Met de SNL-monitoring brengen we de natuurwaarden in de verschillende terreinen in kaart. Ieder terrein wordt in ieder geval eens per zes of eens per twaalf jaar (afhankelijk van het beheertype) gemonitord. We kijken dan naar flora, vegetatie, (bos)structuur, broedvogels en insecten. De broedvogels zijn als eerste aan de beurt, in het vroege voorjaar.
Vroege vogelaar
Maarten Immerzeel is ecoloog bij de Bosgroepen en de enige die broedvogelmonitoring uitvoert bij Bosgroep Midden Nederland. Maarten: “Van kinds af aan was ik al een echte vogelaar, en ging ik bijvoorbeeld met mijn vader mee naar de Oostvaardersplassen om vogels te spotten. Ook heb ik een tijd als vrijwilliger voor Sovon gemonitord. Met vrienden heb ik een heel actief WhatsAppgroepje waarin alle waarnemingen worden gedeeld. Dat is best competitief. Al moet ik vroeg uit de veren, de broedvogelmonitoring doe ik met veel plezier in het voorjaar, naast mijn reguliere veldwerk. We besteden de broedvogelmonitoring doorgaans uit. Insecten en flora en vegetatie doen we grotendeels met onze eigen club ecologen binnen de Bosgroepen. Hiermee bouwen we veel kennis op van de terreinen van onze leden.”
Registratie met de SOVON-app
Voor het registreren van de waarnemingen maken we gebruik van Avimap, de speciale SOVON-app, met de broedvogelmonitoringsmethode BMP, ontwikkeld door SOVON. Grenzen van te monitoren terreinen staan in de app aangegeven. Binnen dit gebied vinden de waarnemingen plaats. Maarten: “Je hebt verschillende algemene soorten, zoals koolmezen, merels en houtduiven, die in de SNL-monitoring niet geteld hoeven te worden. Ik monitor alleen de bijzondere soorten. De verwachte soorten voer ik in de app vooraf alvast in bij favorieten. Dan kan ik ze in het veld snel toevoegen. Je moet goed filteren wat je in het terrein hoort, zodat je oren gespitst zijn op de soorten die je moet monitoren. En niet alle vogels mogen nu al meegeteld worden. Deze vroege boomleeuweriken bijvoorbeeld (wijst omhoog), tellen pas vanaf 15 maart mee als broedvogelsoort. Ze zijn nu gewoon wat vroeg. Maar ik kom hier nog een aantal keren terug, en dan weet ik alvast waar ze zouden kunnen zitten. En in april komen er weer nieuwe soorten bij, zoals de boompieper. Ik bezoek iedere locatie vijf keer; in maart, twee keer in april, in mei en in juni. Nu lopen we op een terrein met het beheertype droge heide, hiernaast ligt type dennen-, eiken-, beukenbos. Beide trekken verschillende soorten vogels; vooral die overgangsgebieden kunnen interessant zijn voor verschillende soorten.
De omvang van een terrein dat tijdens een bezoekronde gedaan kan worden, is sterk afhankelijk van het type terrein. Bij een overzichtelijk, open gebied met droge heide kun je in een ochtend tweehonderd hectare monitoren, in een dicht bos is dat nog geen honderd. Zo’n bos moet veel fijnmaziger gekarteerd worden om alle broedvogels goed in kaart te kunnen brengen. Een ronde over een open terrein zoals hier duurt ongeveer drie a vier uur. Met een broedvogelmonitoring ben je doorgaans wel vijf tot zes uur zoet per ronde. Ik loop zo gemakkelijk minimaal 20 kilometer op een dag."
Data belangrijk voor kennis van terreinen
Aangezien alle terreinen van de leden van de Bosgroepen met SNL-subsidie wat betreft de broedvogelmonitoring minimaal eens per zes of eens per twaalf jaar gemonitord moeten worden, en bijvoorbeeld de SOVON-vrijwilligers niet overal komen, wordt er ieder jaar zorgvuldig gekeken en afgestemd welke terreinen dat jaar aan de beurt zijn. Dubbel werk is namelijk zonde, en geen monitoring heeft consequenties voor de subsidie-ontvanger. Maarten: “De informatie die wij aanleveren via de app, gaat rechtstreeks naar Sovon. We sturen de data vervolgens zelf naar de Nationale Databank Flora en Fauna. Zo houden we goed zicht op de waarnemingen op de terreinen van onze leden. We weten dan precies welke bijzondere soorten wanneer voorkwamen op dat bepaalde terrein. En wat die aanwezigheid, of het gebrek eraan, bijvoorbeeld betekent voor de natuurwaarden. Dit is ook weer belangrijk voor ander werk dat we op die terreinen doen, zoals beheerwerkzaamheden en natuurontwikkeling. In de zomermaanden zijn we volop bezig met de monitoring van de planten en insecten. Dat kost veel meer tijd, omdat er veel meer waarnemingen zijn. We zijn dan ook met alle ecologen fulltime in het veld.”
Mist deze vroege vogelaar nog een bijzondere soort op zijn eigen spotterslijstje? “Ik hoop ooit nog een draaihals te zien, een vogel met een prachtige schutkleur, die ook een beetje schuw is. Mijn zoontje heeft de vogel, samen met zijn opa, al wel eens gezien, dus ik kan toch zeker niet achterblijven? Maar ook zonder een bijzondere soort als de draaihals, is het geen straf om op dit soort plekken rond te moeten lopen. Vooral in de vroege ochtend, wanneer je vrijwel alleen bent met de vogels.”
Tekst en foto's: Bosgroepen