Nog steeds veel atalanta’s te zien
De VlinderstichtingDe afgelopen dagen is de atalanta de meest gemelde vlinder op de invoerportalen Waarneming en Telmee. Gemiddeld worden er dagelijks meer dan 150 doorgegeven. Op sommige plekken gaat het om behoorlijke aantallen van 12, 19 of zelfs 20 stuks. Bij Ortwin Hoffmann uit Vlaanderen was het nog drukker in de tuin. Zo mailde hij De Vlinderstichting op 22 oktober: “Nooit eerder heb ik zoveel atalanta's in het najaar in onze vlindertuin kunnen waarnemen. Momenteel 43 exemplaren (naast 5 gehakkelde aurelia’s en 1 dagpauwoog) op en rond bolklimop in de zon.” Even later die dag: “Ondertussen 55 atalanta's naast 7 gehakkelde aurelia's!” En op 25 oktober: “Vandaag maar liefst 73 atalanta's!” Op dit moment is klimop inderdaad dé plek om atalanta’s te zien te krijgen, want er bloeien niet veel andere planten meer en atalanta’s zijn gek op de nectar uit die bloemen.
De laatste decennia blijven steeds meer atalanta's in ons land. Klimaatverandering speelt hierbij ongetwijfeld een rol. Atalanta’s komen niet veel binnenshuis, in tegenstelling tot dagpauwoog en kleine vos, die op zolders en in schuurtjes en bunkers overwinteren. Als het koud is kruipen atalanta's ergens in struiken en wachten op warmer weer.
Voorheen was de soort een trekvlinder waarvan verreweg de meeste vlinders in het najaar wegtrokken naar zuidelijker streken. Daar planten ze zich voort en in het volgende voorjaar vliegen de nakomelingen weer naar het noorden. In mei komen de ‘nieuwe’ atalanta’s ons land binnen. Deze planten zich hier voort en sterven. De volgende generatie vliegt in augustus. Deze kan tot laat in het jaar nog worden gezien en gaat dus ook voor een deel weer de winter in. De atalanta heeft geen winterslaap, zoals de andere vlinderoverwinteraars. Die soorten, zoals dagpauwoog en kleine vos, kunnen strenge vorst prima aan, maar atalanta’s zijn daar niet op gebouwd. Ze gaan wel in rust als het koud is, maar kunnen zich niet wapenen tegen strenge vorst. We zullen zien hoe ze de komende winter door zullen komen.
Tekst: Kars Veling, De Vlinderstichting
Foto’s: Ortwin Hoffmann; Kars Veling