Minder vlinders door stikstof
De VlinderstichtingHet Landelijk Meetnet Vlinders verzamelt al dertig jaar gedetailleerd gegevens, ook in en over Natura 2000-gebieden. Hierdoor hebben we een goed beeld van de gevolgen van de stikstofdepositie. Door het neerdalen van stikstofverbindingen als ammoniak en nitraat wordt de bodem verrijkt met meststoffen. Die leiden ertoe dat planten die houden van veel stikstof, zoals brandnetels en braam, extra hard kunnen groeien. Zij overwoekeren dan vele plantensoorten die juist graag groeien onder stikstofarme omstandigheden. Vaak zijn dit planten waar vlinders en rupsen van afhankelijk zijn, zoals viooltjes of klokjesgentiaan. Tegelijkertijd betekent dit dat open plekjes, waar vlinders en hun rupsen graag opwarmen, onder een dikke laag gras, mos of brandnetels verdwijnen. Daarnaast leidt veel stikstof tot een verhoogde sterfte bij rupsen van ook algemeen voorkomende soorten (vergelijk het met als mens alleen nog maar patat eten: je hebt veel voedselrijk eten, maar het is uiteindelijk niet goed voor je). Een paar soorten houden juist wel erg van brandnetels, deze soorten kunnen toenemen. Omdat vrijwilligers van De Vlinderstichting al dertig jaar vlinders tellen in Nederland, kunnen we deze veranderingen ook zien gebeuren. Het totaal aantal vlinders is met de helft afgenomen (al zijn daarvoor ook andere factoren mede-verantwoordelijk), en de verhouding tussen stikstofminnende en stikstofmijdende vlinders is steeds meer opgeschoven in de richting van stikstofminnende soorten: minder heivlinders (leadfoto) en groot dikkopjes, meer klein koolwitjes. Of in indicatortermen: de stikstofindicator stijgt. Deze indicator voor stikstof werkt niet alleen landelijk, maar ook op het detail van Natura 2000-gebieden.
Vermesting is niet het enige effect van stikstof. Vooral op slecht gebufferde droge zandgronden leidt het ook tot verzuring. Op sommige van de telroutes ligt de pH van de grond onder de 4. Omdat grote delen van Oost- en Zuid-Nederland uit dit soort arme zandgronden bestaan, en juist daar ook veel stikstofdepositie is, kan deze verzuring op grote oppervlaktes van ons land aanwezig zijn. We weten welke vlinders een voorkeur hebben voor zure en welke voor basische bodems en er wordt al dertig jaar geteld, dus kunnen we ook hiermee naar de verschuiving in de vlinderfauna kijken. We zien dat soorten met een voorkeur voor basische omstandigheden harder afnemen dan soorten die van meer zure bodems houden. Of in indicatortermen: de zuurindicator daalt (lagere pH, zuurdere bodem).
Omdat vlinders door hun korte generatietijd bijzonder snel reageren op veranderingen in hun omgeving, zijn ze een ideaal instrument om te kijken hoe de stikstofdepositie (of de afname daarvan) doorwerkt op de biodiversiteit van natuurgebieden, waaronder Natura 2000-gebieden. In opdracht van de provincies Noord-Brabant en Noord-Holland heeft De Vlinderstichting de bruikbaarheid van telroutes kunnen aantonen. Voor Noord-Holland is berekend dat voor drie Natura 2000-gebieden het huidige aantal vlinderroutes toereikend is, terwijl er bij de zes andere Natura 2000-gebieden twee tot vier extra telroutes nodig zijn (de Waddenzee buiten beschouwing gelaten). Kortom: het vlindermeetnet is nu al een betrouwbare basis voor een stikstofindicator en met een kleine extra inspanning kan zelfs per Natura 2000-gebied de verandering in de hoeveelheid stikstof worden gevolgd.
Het Landelijk Meetprogramma Vlinders wordt uitgevoerd in opdracht van het ministerie van LNV en is onderdeel van het Netwerk Ecologische Monitoring.
Tekst: Chris van Swaay, Michiel Wallis de Vries & Henk de Vries, De Vlinderstichting
Foto's: Kars Veling
Grafieken: De Vlinderstichting